232
gaarne zien beperkt tot de vraag, of er aan een commissie zal
worden opgedragen een herziening der statuten voor te bereiden.
De Heer W. den Hartogh vraagt, of die commissie zich zal
moeten beperken tot de punten die genoemd zijn in den voor
gelezen brief, dan wel gerechtigd zal zijn zich ook te bemoeien
met andere bepalingen der statuten.
De Voorzitter zegt, dat het in de bedoeling ligt die commissie
vrijheid van handelen te laten.
De Heer Hoffmann meent dat een nieuwe commissie te veel
van de kas zal vergen.
De Heer van Riessen acht plaatselijke afdeelingen van veel
nut en zou gaarne bij statutenwijziging rekening zien gehouden
met de mogelijkheid tot instelling daarvan. Ook hij zou de
werkzaamheden tot voorbereiding, ter vermijding van kosten
gaarne aan 't Bestuur overlaten.
De Voorzitter wijst op de mogelijkheid tot oprichting van
afdeelingen reeds onder de huidige statuten en merkt op, dat zoo
veel, soms te veel werk op de schouders van 't Bestuur wordt
gelegd. Hij meent, dat een middenweg te vinden is,door te besluiten,
dat de vergadering aan t bestuur de voorbereiding dier statuten-
wijziging opdraagt, onder machtiging desgewenscht daarvoor de
hulp van een door t Bestuur te benoemen commissie in te roepen.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
Met goedvinden der vergadering wordt thans ter tafel gebracht
een motie door den Heer van Beurden aan het Bestuur gezonden,
met verzoek, die in deze vergadering te doen behandelen.
In een begeleidend schrijven wordt gewezen op de door de
Heeren Drucker en Treub bij de Tweede Kamer der Staten-
Generaal ingediende motie luidende:
„De Kamer, van oordeel, dat onder de burgerlijke ambtenaren, aan wie
ten laste van den Staat, en aan wier weduwen en weezen ten laste van
liet Pensioenfonds, opgericht krachtens de wet van 9 Mei 1890 (Staatsblad
no- 79)' pensioen wordt verleend, behooren te worden opgenomen de
ambtenaren in dienst van gemeente, gaat over tot de orde van den dag."
De schrijver ziet in de opneming, welke deze motie bedoelt,
een gevaar voor de rechten der bestaande ambtenaren en hunne
weduwen, wier maximum pensioen van 690.— dringend om
verbetering vraagt en hij acht het op den weg van 't Bestuur