23
aan de artt. 8 en 9 gegeven interpretatie. Het kwam haar echter voor,
dat, indien eene reis per spoor kon worden gedaan, zij in vele gevallen
van korteren duur zou zijn dan per rijwiel. Het College vertrouwde
daarom, dat alleen van een rijwiel zou mogen worden gebruik gemaakt,
wanneer dit geen verhooging van verblijfkosten ten gevolge zou hebben.
Onder toekenning van eene vergoeding van twee centen per op eigen
rijwiel afgelegden kilometer, werden daarop door den Minister in dien zin
voorschriften gegeven.
Vergoeding van reiskosten bij gebruik van eigen rijwiel
{Binnenlandse!)e Zaken).
Bij Koninklijk besluit van 11 Februari 1904 n°. 18, werd goedgekeurd
dat, te rekenen van 1 Januari 1903, aan de ambtenaren belast met het
toezicht bedoeld bij de Veiligheidswet en bij de Arbeidswet, die bij
het doen van reizen ten behoeve van !s Rijks dienst gebruik maken
van een eigen rijwiel, eene vergoeding zou worden uitgekeerd van
hoogstens 150 per jaar voor ieder. Dientengevolge werden over
1905 toegekend bedragen o. a. van 145,75, x49> f io5i35 en
f 126,10.
Die bedragen kwamen aan de Algemeene Rekenkamer bijzonder hoog
voor en deden bij haar de vraag rijzen, vooral met het oog op den tegen-
woordigen marktprijs van rijwielen, of het geen overweging zou verdienen
eenige rijwielen voor Rijksrekening aan te schaffen en die te stationneeren
in de arbeids-inspectiën, ten behoeve van die ambtenaren van wie ge
bleken was, dat zij ze het meest moeten gebruiken. Dit denkbeeld aan
den Minister van Binnenlandsche Zaken aan de hand doende, vroeg de
Kamer tevens naar de wijze van berekening bij de toekenning der ver
goedingen gevolgd wordende. Zij voegde daaraan toe, dat volgens eene
door het Departement van Financiën vastgestelde regeling in gelijksoortige
gevallen, eene vergoeding kon worden gedeclareerd van 2 centen voor
eiken per eigen rijwiel afgelegden kilometer, hetgeen haar toescheen de
voorkeur te verdienen boven de toekenning van een bedrag in eens na
afloop van elk jaar.
Bedoeld denkbeeld kwam den Minister voor noch in het belang van
de schatkist noch in dat van den dienst te zijn. De aanschaffingsprijs van
een betrouwbaar rijwiel benevens de onderhouds- en herstellingskosten
moesten niet worden onderschat. Ook moest niet uit het oog worden
verloren, dat de vergoeding voor de ambtenaren een prikkel is om dan,
wanneer zij een kostbaarder of minder geschikt vervoermiddel zouden
moeten bezigen, van hun rijwiel gebruik te maken. Door de inspecteurs
van den arbeid werd nauwlettend toegezien dat alleen dan per rijwiel werd
gereisd zoo uit het gebruik er van geen meerdere kosten voor het Rijk