Intusschen had de Vereeniging van Burgerlijke Ingenieurs de
vraag in overweging genomen, of en welke nieuwe diploma?s nog
aan de P. S. moesten kunnen worden verkregen. De aandacht
werd daarbij gevestigd mede door kringen van landmeters
was zulks geschied op het diploma van landmeetkundig
ingenieurgelijk door technische hoogescholen als te Dresden
en München werden uitgegeven. Men meende dat de landmeters
zich terecht op het buitenlandsch voorbeeld beriepen en vond
daarin aanwijzing te trachten de P. S. ook dienstbaar te maken
aan de opleiding dezer specialiteiten, die in Nederland wel den
titel van ingenieur konden verkrijgen, zonder daarop dezelfde
aanspraken te kunnen doen gelden als hunne naamgenooten. Het
verslag der Commissie in zake het technisch onderwijs, verschenen
in 1895, besloot: dat het vooralsnog onraadzaam moet worden
geacht, eenig nieuw diploma verkrijgbaar te stellen, evenmin dat
van landmeetkundig ingenieur. Onze landmeters toch, vinden,
zoo lezen wij, in tegenstelling met hetgeen buitenslands wordt
aangetroffen, slechts in Staatsdienst eene betrekking; de Staat ga
dus voor in het creëeren dier betrekking; mocht eenmaal het
diploma verplicht worden gesteld, dan zou de studie aan de T. H.
zijn aangewezen. De mogelijkheid daarvan zou door buitenlandsche
voorbeelden zijn bewezen.
Terwijl ons Tijdschrift voortging de bestaande leemten bloot
te leggen, door te wijzen o. a. op de schaarschte of het gebrek
aan de allereenvoudigste hulpmiddelen, log.-tafels, coördinatentafels,
rekentafels, Anweisung VIII, IX, Gauss, tijdschriften, waardoor
het wetenschappelijk peil kon stijgen, werd door het streven naar
verhoogd productievermogen van den bodem, de drangnaar
eene hervorming van zuiver economischen aard, de ruilverka
veling, steeds meer gevoeld. In het rapport N°. 159 van de
Commissie «Ontginning» van het Nederlandsch Landbouwcomité
gingen stemmen op, die meenden, dat de technische uitvoering
van ruilverkavelingen «een arbeid is, waarvoor de ambtenaren
van het kadaster zijn aangewezen", terwijl een artikel van de
hand van den heer Hoffmann de mogelijkheid en het belang
betoogde van eene voortgezette ontwikkeling van den landmeter
van het kadaster tot landbouwingenieur (Kulturtechniker). Aan
sluitende aan eene uitspraak van den Heer Drucker in de
Tweede Kamer: «Er moet eene woningwet komen, die den
gemeenten tot plicht stelt, opruiming van krotten en bouw van
236