naderende voltooiing der Rijksdriehoeksmeting, ondernomen mede ten behoeve van de eerlang onvermijdelijke vernieuwingen van het kadaster, zal het speciaal wetenschappelijk deel van des land meters taak opnieuw op den voorgrond brengen. Het is duidelijk, dat met de geleidelijke vermeerdering der van het kadaster gevergde diensten de eischen, aan zijne inrichting te stellen, hand aan hand verzwaren, en dat tegelijk de algemeene ontwikkeling en geschiktheid, de theoretische en practische be kwaamheden der ambtenaren, die het hoofdaandeel in de bewerking hebben, niet langer op den trap kunnen staan van eertijds. De voornaamste kadastrale werkzaamheden nu worden verricht en behooren te worden verricht door landmeters; bij de uitvoering rust derhalve op hen de plicht, voortdurend het oog gericht te houden op de onderscheidene belangen, waaraan hun werk dienst baar moet zijn. De qualiteit van het werk hangt af van doorzicht, ijver, toewijding, niet minder echter van de degelijkheid der genoten opleidingvan de mate van wetenschappelijke ontwikkeling en bedrevenheid. Daarom wordt er bijna overal veel zorg besteed, om de landmeters zoowel theoretisch als practisch voor hun taak te vormen. De hier bestaande «opleiding» is hoofdzakelijk van negatieven aard. De aspirant-landmeter van het kadaster beschikt, blijkens het examenprogram, bij zijn in dienst treden ongeveer over de wetenschappelijke kennis van hen, die een einddiploma bezitten eener hooger burgerschool met vijfjarigen cursus, na eenige uit breiding van het wiskundig gedeelte. Algemeene ontwikkeling, zelfs «geschiktheid» schijnen overbodige factoren bij keuze van toekomstige ambtenaren, die dikwijls reeds vóór de benoeming bij de uitvoering van hun dienstwerk met ambtenaren en parti culieren van alle rangen in aanraking komen. Gedurende eene drie- a vierjarige periode is de aspirant bij zijne voorbereiding voor het landmetersexamen geheel aan toevallige invloeden over gelaten; hij is geheel afhankelijk van de belangstelling en zorg zaamheid van den ambtenaar, onder wiens leiding hij is gesteld, aanvankelijk bij den kantoordienst, vervolgens bij den velddienst en in het gunstigste geval bij den hermetingsdienst, dikwijls zelfs daarbij als werkkracht beschouwd. Geheel onverplicht, enkel geleid door gevoelens van kameraad schap, ontvangt hij desverlangd voorlichting van zijne toekomstige 239

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1907 | | pagina 243