wetenschappelijke ontwikkeling bij velen de zucht naar overdreven
nauwkeurigheid zou doen ontstaan, die eene Vermeerdering van
werk tengevolge heeft. Integendeel, door de theorie voldoende te
bestudeeren kan men beoordeelen, welke middelen toereikend
zijn, om in elk voorkomend geval den vereischten graad van
nauwkeurigheid te bereikendoor de wetenschappelijke behandeling
van onvermijdelijke fouten zal men kunnen uitmaken, welke
opmetingsmethode de beste is, welke instrumenten het werk
nutteloos zullen bemoeilijken. In tegenstelling met Duitschland,
waar omtrent de geheele uitvoering voorschriften en omtrent de
grootte der. toe te laten fout in elk onderdeel van den kadastralen
arbeid grenzen zijn gesteld, zoodat er voor overdreven nauw
keurigheid bijna geen plaats is, bestaan hier te lande zoo weinig
voorschriften omtrent de uitvoering van opmetingen, dat de
ambtenaren zich zeiven regelen moeten stellen, zoodat de studie
voor hen meer nog een vereischte is, dan voor den Duitschen collega.
Waar onze Vereeniging de noodzakelijkheid aantoont van eene
systematische opleiding, kan haar een spontaan opgekomen zucht
naar verandering niet ten laste worden gelegd,
Reeds in 1875 werd door eene vergadering van kadaster
ambtenaren de wenschelijkheid uitgesproken, de opleiding te herzien.
Bij de begrootingsdebatten, dienst 1887, in de Tweede Kamer
der Staten-Generaal besprak de heer Schimmelpenninck van
der Oye van Nijenbeek in eene uitvoerige rede over een
zevental gewenschte verbeteringen van het kadaster in de eerste
plaats de opleiding, darbij de behoefte uitsprekende aan gevormd
»in ieder opzicht onderwezen personeel-» en noemt daartoe te nemen
maatregelen «het uitgangspunt van alle verbeteringen, waarop
reeds meermalen is aangedrongen.»
In 1890 benoemde de Algemeene Vergadering onzer Vereeniging
eene commissie van preadvies omtrent deze gewichtige aange
legenheid, wier uitvoerig verslag is opgenomen in den VIIden
jaargang, blz. 149 187, van het Tijdschrift voor Kadaster en
Landmeetkunde.
In 1901 werd in eene Algemeene Vergadering opnieuw de
«bestaande» opleiding gewogen en te licht bevonden, mede als
gevolg van de zich meer en meer openbarende behoefte aan
cultuurtechnische vormingf.
242
O