nog engere grenzen zal worden terug gedrongen bij de minder saamgestelde en meer op controle ingerichte detailmeting volgens de polygoonmethode. Hoe gering die waarschijnlijkheid echter ook moge worden, de mogelijkheid van een niet opgespoorde fout blijft bestaan, even als bij alle menschenwerk, doch nu komt het mij nog steeds geheel als voor 10 jaren onbillijk voor, den landmeter gelde lijk te treffen voor een denkbare vergissing, daar waar geheele corpsen van ambtenaren gelijksoortige verantwoordelijkheid niet dragen. De bezoldiging, zelfs van den best gesalariëerden landmeter, staat niet in billijke verhouding tot deze risico, die als ze werkelijk eens op een eisch tot schadevergoeding mocht uitloopen véél te bezwarend zou blijken. De tegenstelling door den Heer Hoffman in de door hem bij een- gesleepte uitingen gezien, kan ik nog niet ontdekken. Hetgeen omtrent de geschiktheid van ons corps tot opmetingen óók voor een kadaster met bewijskracht, in de inleiding van de Haagsclie motie betoogd werd, en waarbij als overwegende voor waarde practische vaardigheid werd gesteld, wordt door den Heer Colpa bevestigd (dus niet tegengesproken) door de vermelding van een feit, n.m. het goede resultaat, verkregen bij de nieuw- meting van Neuilly-Plaisance. Als de Heer Hoffmann nog eens het rapport van den Heer Lallemand wil naslaan, zal hij zien, dat de laatstgenoemde meting is verricht door de ambtenaren van den «Service du nivellement general de la France», dus door ambtenaren, wier gewone werk even als dat der landmeters uit terrein werk bestaat, en waarbij wel is waar hoogtemeting hoofddoel is, maar waarbij onvermijdelijk plaatsbepaling een tweede eisch is, en dus door mannen, die voortdurend bijna gelijksoortige werkzaamheden ver richten, en daardoor met de behandeling van meetwerktuigen en instrumenten volkomen vertrouwd zijn. In practische vaardigheid bij terreinwerk, dat aan kadastrale metingen niet geheel gelijk, doch wel verwant is, mogen zij dus gelijk gesteld worden met onze kadastrale practici, en zeer zeker geldt dit ten opzichte van de mate van ervaring in de opmetingen voor een kadaster met bewijskracht. 2,54

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1907 | | pagina 258