257
VIde Afdeeling.
Art. 40. n. Traktementen van de ingenieurs-verificateur van het kadaster
(getal 12) 3500 a 380043 800, 43 800, 43 508.
o. Traktementen van de landmeters van het kadaster (getal 178)
1200 a 2800397000, 378000, 373946
(De raming is hooger dan het voor 1907 toegestaan bedrag, met het
oog op periodieke traktementsverhooging naar de bestaande regeling.
p. Traktementen van de boekhouders van het kadaster (getal 22)
ƒ.39 200, ƒ30 600, /2Ó 925.
(De boekhouders van het kadaster genieten tot dusver een gedeelte van
de opbrengst van het door hen verrichte particulier werk. Het ligt in de
bedoeling om evenals dit vroeger ten aanzien van de landmeters is
geschied de geheele opbrengst van dat werk in 's Rijks kas te doen
strrten en de boekhouders voor het gemis van hun aandeel daarin schade
loos te stellen door hun traktement iets te verhoogen. De daarvoor te
doene hoogere uitgaaf zal weinig verschillen van het bedrag dat door den
Staat meer zal worden ontvangen.)
q. Traktementen van de teekenaars van het kadaster (getal 74) 600
a 1600ƒ74 200, ƒ66 500, ƒ61 383-
(Volgens de bestaande regeling genieten de teekenaars van het kadaster
eene periodieke traktementsverhooging van j 100 om de 4 jaren. Daar
door komen de meesten hunner eerst na 37 jaren dienst in het genot
van het maximum traktement. Dit wordt geacht te laat te zijn, ook omdat
van het gezichtsvermogen dezer ambtenaren veel wordt gevergd. De
hoogere raming geschiedt met de bedoeling de periodieke verhooging om
de drie jaren toe te kennen.)
r. Toelagen aan ingenieurs-verificateur, landmeters, boekhouders en teeke
naars van het kadaster (getal 74)18500, 5000,
(Voor 1907 werd ƒ5000 toegestaan ten einde aan de ambtenaren van
het kadaster te Amsterdam en Rotterdam standplaatstoelagen te kunnen
toekennen, evenals de ambtenaren der registratie en van de directe be
lastingen aldaar genieten. Het is echter uit een oogpunt van billijkheid
wensclielijk gebleken in die richting eenigszins verder te gaan en voor
sommige andere plaatsen gelijken maatregel te nemen, te welken einde
thans 10000 meer wordt uitgetrokken. Tevens is onder dezen post
begrepen 3500 als vergoeding aan de landmeters voor den velddienst
voor aanschaffing en onderhoud van instrumenten, kantoor- en teeken-
behoeften, welke kosten tot dusver door hen uit eigen beurs werden