Het onderzoek naar de kennis in meetkunde gaf over het
algemeen goede uitkomsten; toch dient opgemerkt te worden,
dat menigmaal de candidaten te kort schoten in het geven van
juiste bepalingen.
Bij het examen in rekenkunde bleek, dat voor het schriftelijk
werk aan een zeer groot aantal candidaten een voldoend cijfer
kon worden toegekend; het aantal van hen, die een zeer hoog
cijfer verwierven, was mede, in verhouding, aanzienlijk.
Bij het mondeling onderzoek in rekenkunde was over het ge
heel de uitkomst nog gunstiger, aangezien het aantal van hen,
die een onvoldoend cijfer kregen, hier nog geringer was dan
bij het schriftelijk werk.
De uitkomsten van het onderzoek in aardrijkskunde waren
gunstig te noemen; zoowel Nederland als zijne bezittingen waren
den candidaten goed bekend.
Ook van Europa bleken de meeste candidaten een voldoende
studie te hebben gemaakt; meermalen strekte de kennis zich tot
onderdeelen uit.
Bij het schriftelijk examen in natuurkunde waren vele can
didaten niet in staat een eenvoudig vraagstuk over uitzetting op
te lossen. De commissie kreeg den indruk, dat de studie der
natuurkunde door vele candidaten bekrompen was opgevat.
Het examen in cosmographie en staatsinrichting was bevredigend
en gaf geen aanleiding tot bijzondere opmerkingen.
Het onderzoek naar de kennis van de Nederlandsche taal
leverde bevredigende resultaten op.
De candidaten toonden in hun opstel en bij het mondeling
onderzoek hun gedachten behoorlijk te kunnen uitdrukken. Zij waren
voldoende op de hoogte van de gebruikelijke spellings-, buigings-
en vervoegingsregels, van de zinsontleding en van de beteekenis
en kracht der veel voorkomende figuurlijke uitdrukkingen.
Minder voldoende waren de vorderingen in de Fransche en
Hoogduitsche talen.
Vooral de vaardigheid, zich mondeling in deze talen uit te
drukken, liet bij de meeste candidaten te wenschen over.
Voor het examen in handteekenen werd opgegeven een groep
van meetkundige lichamen.
Evenals bij vorige examens, leverde dit werk maar weinig
goede uitkomsten op.
270