27 6 of vergoeding daarvoor; 20. bij ongeschiktheid tot werken eene tijdelijke uitkeering (tot den drieenveertigsten dag na het onge val), bedragende 70% van het loon; 30. na den drieenveer- tigsten dag, (zoo noodig levenslang) eene rente van 70 °/o van het loon bij geheele ongeschiktheid tot werken, van minder dan 70% bij gedeeltelijke ongeschiktheid. Indien het ongeval den dood tengevolge heeft: i°. vergoeding van de begrafeniskosten ten bedrage van dertig maal het dagloon; 20. eene levenslange rente aan de weduwe van 30%, aan elk wettig kind beneden 17 jaar van 15°/0 van het loon (rente van weduwe en kinderen samen tot een maximum van 60%). Ook natuurlijke kinderen, ouders, groot ouders, kleinkinderen of schoonouders, waarvoor de ^verledene kostwinner was, zijn niet vergeten. Hertrouwt de weduwe-rente- trekster, dan vervalt de rente, maar ontvangt zij als afkoopsom een bedrag ineens van tweemaal hare jaarre?ite. Voorzeker prachtige bepalingen! Ik heb ze in't kort opgesomd om duidelijk aan te toonen, dat het nog wel de moeite waard is, voor opneming der kettingtrekkers in de Ongevallenwet te ijveren. Niet onmogelijk zou het evenwel zijn, dat de Ongevallenwet zoodanig was ingekleed, dat er tegen de opneming van de ketting trekkers bezwaren bestonden van vormelijken aard. Ze zijn immers niet (of althans nog niet) in vasten dienst; ze werken in het landmetersbedrijf gewoonlijk slechts eenige dagen per week; ze verrichten hunne werkzaamheden in verschillende gemeenten. Bovendien komt het dikwijls voor, dat de landmeter afwisselend met verschillende personen werkt. Al deze bezwaren zijn denkbeeldige bezwaren. Was het land metersbedrijf een verzekeringsplichtig bedrijf, dan was elke werkman in dat bedrijf, waar hij ook werkzaam zou zijn, verzekerd tegen geldelijke gevolgen van een ongeval, hem overkomen in verband met de uitoefening van dat bedrijf. De zeer rekbare uitdrukking: «in verband met de uitoefening van dat bedrijf" wordt in de praktijk zóó ruim opgevat, dat de verzekering zonder eenigen twijfel zich uitstrekt over de heen- en terugreis; ja zelfs het komen van en gaan naar zijne woning wordt gewoonlijk geacht te geschieden in verband met de uitoefening van het bedrijf. Geen enkel bezwaar dus van vormelijken aard. Hoe weinig regelmatig het landmetersbedrijf zich ook moge voordoen, het past volmaakt in het kader van de Ongevallenwet. De eenige

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1907 | | pagina 282