Hierdoor wekt het verslag den indruk, alsof in het door mij
aangehaalde geval de belangen van den getroffene min of meer
verwaarloosd zouden zijn. Ik stel er prijs op te verklaren, dat
daarover aan niemand een verwijt te maken is. Immers, bijzonder
omstandigheden maakten het in dit speciale geval geheel onnoodig
om bij den Minister om onderstand aan te kloppen. Ik heb dan
ook niet gezegd: «dan trekt de Staat zich daarvan niets aan»,
maar: «dan behoeft de Staat zich daarvan niets aan te trekken.»
Zou het Bestuur het verslag overeenkomstig deze opmerkingen
willen wijzigen?
C. H. B. de Korver.
Alkmaar, 3 December '07.
Ten bewijze, dat het Bestuur in niets wil te kort doen aan 't
protest en 't verlangen van den Heer de Korver, is dit «Na
schrift» volledig opgenomen.
't Daarin opgesloten zijdelingsche verwijt over vertraging in de
verschijning van 't verslag der Algemeene Vergadering van
23 September j.l., moet het Bestuur afwentelen op den Uitgever,
wien de kopie voor aflevering 5, begin October werd toegezonden.
Blijkens van die zijde reeds ontvangen ophelderingen, was buiten
gewoon wgrk aan de drukkerij oorzaak van oponthoud.
De verslaggever van de Vergadering wil gaarne aannemen, dat
het verslag niet juist de bedoeling der sprekers heeft weergegeven;
hij meent evenwel en de Bestuursleden met hem dat het
juist is ten aanzien van den indruk, dien het gesprokene op de
hoorders heeft gemaakt.
Edoch, op de bedoeling komt het aan.
Voor de eer bedankt.
In zijn artikel: «.de Haagsche motie toegelicht enz.-» pag. 164
v. v. van dezen jaargang, gunt de Heer Hoffmann ook mij de
eer van een rol in de slotapotheose.
Ik meen op die onderscheiding geen aanspraak te hebben.
De Heer van der V eur wees reeds op de Algemeene Vergadering
van 23 September j.l. de hem toegedachte plaats zeer beslist van
de hand en ik voel me gedrongen hier te verklaren, dat ik even
min van de partij verlang te zijn, omdat ik me vrij weet van
281