283
kochten, kon men hem wel eens hooren zeggen«Jelui hebt groot
gelijk, ik kan zelf den rommel ook niet gebruiken».
Intusschen is de mogelijkheid niet uitgesloten, dat ergens een
lezer, op grond van de openbare aanklacht, in mijn schuld gelooft
en lachend toegeeft, dat mij de op pag. 177 aangewezen plaats
toekomt.
Daarom een kort verweer.
Men vergunne mij een kleine phantasie.
De Staatscommissie heeft unaniem verklaard: de invoering van
een kadaster met bewijskracht is niet alleen gewenscht, doch
noodig, urgent.
De Ministers van Financiën, Justitie, Landbouw, de Tweede
Kamer, de Eerste Kamer, alle autoriteiten, overtuigd dat die maat
regel geen dag uitstel lijden kon, hebben zich schrap gezet en
zonder eenige tegenwerping is tot stand gekomen de wet die
onmiddellijke algemeene invoering van een bewijskrachtig kadaster
voorschrijft.
Een bevel tot snelle, accurate uitvoering der wettelijke be
palingen is uitgegaan.
De ambtenaren, trotsch op het in hen gestelde vertrouwen, ver
heugd eindelijk te kunnen toonen wat ijver en toewijding vermag,
hebben hunne spieren gespannen en zijn fier ten arbeid getogen.
Doch helaas nog geen jaar heeft de wereld van dit
blijmoedig streven getuige mogen zijn; het reuzenwerk moest
worden gestaakt en wie weet voor hoelang omdat het
oude kadaster hartroerend om bijhouding riep.
Zou dit droombeeld ooit werkelijkheid worden?
't Is niet waarschijnlijk.
We mogen veilig aannemen, dat zij die eenmaal geroepen
zullen zijn de begeerde instelling tot stand te brengen, genoeg
praktischen zin zullen bezitten om te begrijpen dat men 't oude
kadaster niet kan loslaten voor 't nieuwe er is.
En dus wat zou feitelijk het gevolg zijn van een mogelijke
verwezenlijking onzer wenschen?
Geen ander, dan dat met meer dan gewonen ernst zou worden
nagegaan welke gemeenten 't eerst voor hermeting op den nieuwen
grondslag in aanmerking zouden komen en hoeveel landmeters