Welke waarde, als eigendomsbewijs, moet aan de gerechtelijke akten van transport worden toegekend? Uitwinning is in Indië voor te goeder trouw verkregen eigendom een gevaar, dat in verband met het verschillend erfrecht eener heterogene bevolking niet gering te achten is. Artikel i der Ordonnantie op de In- en Overschrijving van on roerende goederen, Stb. 1834 N°. 27, spreekt van eigendomsbewijzen, de gebruikelijke naam, dien men geeft aan de gerechtelijke akten van overdracht van eigendomsrechten op onroerende goederen. Het blijft echter een open vraag of de eigendomsakten het recht van eigendom bewijzen. De wetgever heeft zich daaromtrent niet uitdrukkelijk verklaard, de jurisprudentie is omtrent de beteekenis van het z. g. eigendoms bewijs niet eenstemmig. In eene beschikking van 1873 (Ind. W. N°. 550) heeft het Hof beslist: «zoowel uit den aard van de zaak, als uit het bepaalde bij art. 12 der ordonnantie in Stb. 1834 N°. 27 volgt, dat de ambtenaren, belast met de totstandbrenging en levering van vaste goederen, zich moeten overtuigen, dat de verkooper de eigenaar is van het te leveren goed, waarvan het bewijs niet anders is te leveren, dan door eene legale eigendomsakte». Het Hof verklaarde dus de eigendomsakte tot een bewijsstuk van eigen domsverkrij ging. De Raad van Justitie te Batavia verklaarde bij vonnis dd. 25 November 1881 (Ind. W. N°. 968) een in behoorlijken vormver leden akte voor een volkomen titel, zoolang dezelve niet bij gerech telijk gewijsde nietig is verklaard. Bij vonnis van den Raad van Justitie te Samarang dd. 29 November 1895 (R. in N. I. deel 69, pag. 109) werd aangenomen, dat de eigendomsakten «tegen elk en een iegelijk bewijs opleveren van den daarbij geconstateerden eigendom of eigendomsovergang tot tijd en wijle die akten om een of ander reden worden nietig verklaard.»

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1907 | | pagina 33