Gewichtig uit het oogpunt der praktijk is de mogelijkheid, de verschuivingen aan te toonen door eenvoudige lengtemeting. Als voorbeelden der optredende afwijkingen, neemt hij in zijn verhandeling het volgende staatje op: Een lijn van rond 18 M. toonde een verschil van 0.38 M. id. 58 id. 0.43 id. id. 62 id. 0.34 id id. 84 id. 0.66 id. id. 87 id. 0.56 id. id. 99 id. 0.34 id. id. 146 id. 0.62 id. De eerste metingen hadden plaats gevonden omstreeks 1880, de tweede omstreeks 1900. Alle lijnen waren ondergronds zorg vuldig verzekerd en zonder eenige moeite na te meten. Wat leeren ons nu deze onderzoekingen van den nieuweren tijd? Naar onze meening dit, dat het eeuwigdurende kadaster, het door de wet gesanctioneerde kadaster met bewijskracht voor de grenzen, een droombeeld is, misschien in sommige streken voor ver wezenlijking vatbaar; dat wij echter te ver gaan, wanneer we oppervlakkig en vaag, als tot nog toe, ijveren voor de langzame algemeene invoering dezer geodetische nieuwheid. Wij staan een stelsel voor niet met een achterdeurtje, maar met een achterdeur. In Limburg ontginnen wij kolenbeddingen, in de Peel bij Hclenaveen zijn zij aangeboord (987.56 M.) In Twente zullen zij waarschijnlijk worden gevonden, en naar men verwacht naast kolen, bovendien onder den bontzandsteen nog «Zechstein», rijk aan steenzout en kalizouten. Ongeveer het geheele Zuidoosten van ons land kan in meerdere of mindere mate, dus niet in aanmerking komen voor de aange prezen kadastrale hervorming. De gevolgen van ondermijning zijn ook binnen onze landpalen reeds bekend, een voorbeeld ervan vindt men in deze aflevering. Hel opvullen van verlaten mijngangen met afvalgesteenten moge instorten en verschuiven van aardlagen vertragen, een af doend middel kan het er nimmer tegen zijn, wij halen toch altijd iets meer weg, dan Wij kunnen weergeven. 56 Bldz. 60.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1907 | | pagina 56