overwegen en bespreken. Tot dit doel is deze vergadering
belegd. Wat de aanleiding geweest is tot het houden dezer
buitengewone algemeene vergadering is U allen bekend. Immers
op verzoek van een 8o-tal leden onzer vereeniging heeft het
bestuur, ingevolge de bepaling van art. 5 onzer statuten, deze
vergaderipg uitgeschreven, met het doel de leden in de gelegen
heid te stellen te kunnen beraadslagen over de memorie, betreffende
de Organisatie en Reorganisatie van den Kadastralen Dienst; en
daarna de verkregen resultaten aan te bieden aan de Staatscom
missie, ingesteld inzake de wetgeving op de registratiebelasting
en de hypotheekrechten.
Op den 25en Juli 1906 werd de genoemde, uit 15 leden be
staande Staatscommissie door Hare Majesteit de Koningin benoemd.
Die Commissie ontving daarbij de opdracht om na overweging,
een rapport uit te brengen over tal van vragen, waarvan de na
volgende voornamelijk voor het kadaster van belang zijn:
1. Welke veranderingen behooren gebracht te worden in de
wettelijke administratieve bepalingen betreffende de eigendoms
overdracht van onroerende goederen, de vestiging van rechten
van hypotheek, de hypothecaire en kadastrale boekhouding?
2. Op welke wijze ware, in verband met bovenstaande, het
dienstvak van het kadaster te reorganiseeren
Die commissie, waarin twee hooggeachte en gewaardeerde
leden onzer vereeniging, namelijk de heeren Ing'enieurs-Verificateur
Boer en Eekhof, zitting hebben, werd op 22 September j.l. door
Zijne Excellentie den Minister van Financiën op plechtige wijze
geïnstalleerd. In de bevestigingsrede gaf Zijne Excellentie o. a.
nog de volgende toelichting op bovenstaande vragen, n. 1. dat de
Commissie nog had te onderzoeken of eene principieele verandering
van ons kadaster noodig is, in dien zin, dat dit bewijskracht be
kome en verder haar oordeel uit te spreken over de regeling van
de dienstverhoudingen in het corps ambtenaren van het kadaster.
Op die Staatscommissie nu, mijne Heeren, op wier schouders
zulk een zware taak is gelegd, moeten wij onze hoop vestigen, aan
haar moeten wij onze verlangens en wenschen kenbaar maken.
Laten wij dat op eene bezadigde wijze en in kalme bewoordingen
doen. Laten wij, wanneer wij succes van ons streven willen ver
wachten, hare taak niet bemoeielijken door allerhande nevenzaken
aan te halen, maar ons bepalen tot hoofdzaken.
66