6g
Na de mededeeling, dat het bestuur gaarne bereid is ejen
rectificatie op te nemen in 't verslag dezer vergadering worden
de notulen, onder dankbetuiging aan den Secretaris goedgekeurd.
De' Heer van Ameijden had tot het Bestuur 't verzoek
gericht, de volgorde der punten van de agenda zoodanig te
wijzigen dat punt D worde behandeld voor punt C. Blijkens de
door den voorsteller in de vergadering gegeven mondelinge toe
lichting acht hij 't gevaar groot, dat de tijd niet zal toelaten de agenda
af te handelen, in welk geval punt D onbesproken zou blijven,
wat hij zeer zou betreuren, wijl 't vraagpunt der tractements-regeling
toch van veel meer belang moet geacht worden dan een behandeling
der Haagsche motie, 't Voorstel, dat ondersteund blijkt te worden,
in stemming gebracht zijnde, wordt bij zitten en opstaan ver
worpen (23 leden vóór).
De Voorzitter geeft thans het woord aan den Heer van der Veur
die met de volgende rede de debatten over punt B van de
agenda opent:
Mijnheer de Voorzitter.
Mijne Heeren!
Het is mij hoogst aangenaam Mijnheer de Voorzitter, dat U
mij als mede onderteekenaar van de memorie, nog vóór de be
handeling in zijn geheelin de gelegenheid wilt stellen een enkel
woord in 't midden te brengen.
De Heer Boer zou dat zeker gedaan hebben indien hij niet
intusschen tot lid der Staatscommissie ware benoemd.
De Heer de Vries is daarvoor vandaag reeds te zwaar met
werk belast en de Heeren van de Redactie zullen het heden eveneens
nog al druk hebben.
Het is als voormalig 3e bestuurslid, mede-onderteekenaar der
memorie, dat ik die taak op mij neem en ik hoop op uw welwillend
oordeel te mogen rekenen, als ik dat niet zóó voortreffelijk vol
breng als wij dat van de 4 andere Heeren gewend zijn.
Ik wensch dan een enkel woord te zeggen naar aanleiding van
het Asser Manifest en wel in 't bijzonder over de onwelwillende
toon die in dat stuk is aangeslagen. Bij de ontvangst van die
circulaire kan ik U verklaren dat mij eene rilling over het lijf
ging, omdat ik er zoo in mijn ziel van overtuigd was, dat geen