g6
In jaargang III van het tijdschrift lezen wij:
«Slechts dan zal de bezitter zich met vrucht op verjaring kunnen
«beroepen als muren of andere den tijd trotseerende, vaste af-
«scheidingen de grens van het bezit ondubbelzinnig meer dan
«30 jaren hebben uitgemaakt. De kadastrale gegevens worden
«dus ten opzichte der grenzen als bewijsmiddel in rechten erkend,
«in kracht gelijkstaande met het wettelijk vermoeden, dat echter
«moet wijken voor een beter tegenbewijs, b. v. voor het bewijs
«eener geoorloofde doch geheime wijze van eigendomsverkrijging».
En hoe te handelen zou zijn bij het reeds meer zeldzame geval,
dat een eigenaar vrijwillig kleine gedeelten van zijn grond zou
prijs geven ten bate van een nabuur, is reeds voor langen tijd
behandeld en eene practische oplossing is daarvoor voorgesteld
doorden heer Hoffmann, in ons tijdschrift,jaargang XIV
bladz. 47, waar men leest:
«Daarna (d. i. na contradictoire delimitatie) behooren geen wij-
«zigingen in die eigendomsgrens te worden gebracht dan met
«medewerking der eigenaars, waartoe de landmeter bij zijne reizen
«steeds behoort voorzien te zijn van gedrukte formulieren voor
«grenscontracten, die ongezegeld, zonder de formaliteit van regi-
«stratie en overschrijving te ondergaan, in het archief van het
«kadaster behooren bewaard te worden».
Overigens is er ook hier niets nieuws onder de zon.
In jaargang VIII van het tijdschrift vindt men de wettelijke
bepaling afgedrukt, die in het vorstendom Lippe reeds in 1890
gold, wellicht thans ook in andere deelen van Duitschland, en
o. a. zelfs den rechtstoestand van dergelijke kleine deelen terrein
regelt, b. v. ten aanzien van hypotheek, enz.
't Doet wel bevreemdend aan door de heeren redacteuren, door
ons allen, durf ik zeggen, geheel op de hoogte geacht met kada
strale zaken, zooveel jaren later nog, voor oplossing vatbare be
zwaren als nieuw strijdmateriaal te zien aandragen.
En nu komen de schrijvers van het artikel aan met de groote,
bijna onoverkomenlijke moeilijkheid der uitvoering, n. m. met de
kwestie om geschikt personeel te krijgen.
De heeren Hoffmann en de Vos trekken een vergelijking
tusschen de Pruisische landmeters en ons corps, en laten daaraan
eene redeneering voorafgaan die op het volgende neerkomt