97
Hoewel men in Pruisen bijna volmaakte landmeters kweekt,
blijken deze toch de consequenties van hun werk niet aan te
durven, want deze ambtenaren zelf dringen niet aan op de be
wijskracht der kaart.
Maar deze voorstelling is, op z' n zachtst genomen, scheef!
De Pruisische jurisprudentie kende meermalen bewijskracht
toe aan de kadastrale kaart, omdat zij, als noodzakelijke aanvulling
van het Grondboek, daardoor zou deelen in de «Oeffentliche
Glaube", en dat nog wel ofschoon het kaarten betrof herkomstig
van het oude fiskale kadaster, dus niet voor het doel vervaardigd
en daarvoor niet berekend. Zóó ver strekte men de consequentie
uit, dat het hoofdbestuur van het Pruisische kadaster zelf heeft
gemeend daartegen te moeten opkomen.
De oorzaak dat de «durchgebildete» Pruisische landmeter niet
op bewijskracht van de kaart aandringt, ligt dus heel ergens
anders dan in de vrees om in te staan voor zijn werk.
Ter verdere illustratie van het onredelijke van ons zelfvertrouwen
schromen de schrijvers niet om een afbrekende critiek te geven
op het «kennen en kunnen» der Nederlandsche kadasterambtenaren,
waarbij als tegenstelling de hoogst ontwikkelde Pruisische collega
moet dienst doen.
Ik zal de heeren niet volgen bij hun hyper-vèrziende profetiën,
waarbij zij niet alleen, na tien jaar kweekens, het nieuw gevormde
personeel vóór zich zien, maar ook reeds de verschillende nuances
van on bruikbaarheid bijna percentswijze vaststellen.
't Irekt mij weinig aan deze redeneering ernstig te gaan onder
zoeken, maar constateer alleen het merkwaardige feit, dat in het
Nederlandsche toekomstcorps drie groepen van» de vier niet of
minder bruikbaar zullen blijken, maardat men in Pruisen
zich slechts nu en dan teleurgesteld ziet! De vraag waarover
het gaat is echter, of het bestaande personeel al dan niet kan
voldoen, uitsluitend aan den eisch van nauwkeurigheid, die voor
een kaart met bewijskracht wordt gevorderd. Wij laten dus
besprekingen over kuituurtechniek achterwege, als zijnde deze
studie, ten opzichte van de vraag, die ons thans bezig houdt,
geheel zonder invloed.
Bepalen wij ons nu tot het zuiver geodetische deel der op-
leidingseischen, voor zoo veel deze in de landmeters praktijk aan
wending vinden, dan komt het me voor dat de afstand tusschen