nemend aantal verdeeld worden, waardoor het maximum, dat ook eene waarschijnlijkheid voorstelt, steeds kleiner zal worden. Nu gebleken is, dat het maximum optreedt bij waarden van x zóó, dat ongeveer de waarde p oplevert, kan men de vraag stellen, de waarschijnlijkheid te bepalen, dat tusschen zekere grenzen gelegen is, die weinig van p afwijken, bijv. p s <CP waarin s eene kleine waarde is. In het behandelde getallenvoorbeeld zullen die grenzen zijn, indien men voor e neemt 0,1 0,6 o, 1 <P 0,6 -(- o, 1 of 0,5 0,7 Neemt men hierin s 5, dan is de waarsch. dat x ligt tusschen 2,5 en 3,5, gelijk aan 0,34560, dat is (blz. 106) de waarsch. voor x 3slechts deze waarde van a ligt tusschen 2,5 en 3,5. Neemt men in °>5 <1 °>7 j 10, dan zou men de kans moeten bepalen, dat x ligt tusschen 5 en 7. Hiervoor bestaan (bldz. 109) de drie kansen 0,200658, 0,250823 en 0,214991. Om dus de kans te verkrijgen, dat ligt tusschen 5 en 7 moet men volgens de totale waarsch. de som dezer drie kansen nemen, d. i. 0,200658 4- 0,250823 4- 0,214991 0,666472. Deze waarde is dus de kans, dat ligt tusschen 5 en 7. Neemt men in 0,5 <4 <C °>7 j 20, dan zou men de kans te bepalen hebben, dat x ligt tusschen 10 en 14. Hiervoor bestaan (bldz. 109) de vijf kansen 0,11714, 0,15974, 0,17971, 0,16588 en 0,12441. De waarschijnlijk heden, dat x nu ligt tusschen 10 en 14 is gelijk aan de som van deze vijf kansen, 0.74688. Men vond bij s 5 voor de waarsch., dat x ligt tusschen 2.5 en 3.5 de waarde 0.34560; bij 10 werd die waarsch. 0.666472 I 10 OC OC

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1908 | | pagina 112