of, wanneer men teller en noemer door V tt deelt, en den noemer
in twee integralen splitst,
P==
i/2 - 2 I e-t*dt fV*Spe-*!dJ
YtJ0 I
Wordt i- nu grooter en grooter, dan worden de grenzen van
de integraal in den noemer -f- oo en o©Die noemer wordt
dus (Poisson)
V
Men heeft dus P I 1 e dt
of, als men stelt T= i
2 P1
rT
P=~ e-f-dt.
V TT
Daar P eene waarschijnlijkheid voorstelt, zijn hare waarden uit
den aard der zaak tusschen o en i gelegen. In de voormelde
tafels (z.g. thêta-tafels) wordt P meestal door 0 T) aangeduid
voor bizondere waarden van T vindt men daarin de overeen
komstige waarden voor 0 (T), terwijl men tusschengelegen waarden
door interpolatie kan afleiden. Als voorbeeld kan men nemen
0,oi, p o,6, q 0,4 en iooooo.
s
P is dus eene functie van T e V of
2 Pi
P=S (T) 0 V 2/?)'
Men heeft nu nog slechts aan te toonen, dat P zoo weinig van
de eenheid verschilt als men slechts verkiest, indien s groot
genoeg genomen wordt.
116
1 2 q
o
T o