(roï 3 x 4 x rs x en voor de derde bus Nadat men de vier proeven gedaan heeft, is volgens Bayes de waarsch. a posteriori, dat men met de eerste bus heeft te doen gehad Va X 4 X 6/i° X (4/io)3 1/3 X 4 X 6/io X (4/io)3+ 1/3 X 4 X 5/io X (5/io)3+ i/3 X 4 X 2/io X (8/io)3~ 3B4 2033' voor de tweede bus is TT, >/3 X 4 X 5/io X (5/>o)3 625 H 2 2033 2033 en voor de derde bus w '/3 x 4 X 2/io X (8/io)3 1024 3 2033 2033 De som van deze drie waarsch. moet 1 zijn, omdat deze som het antwoord geeft op de vraag naar de waarsch., dat men uit een der drie bussen getrokken heeft, en deze is de zekerheid. Ook is het duidelijk, dat W3 het grootst moet zijn, want voor het trekken van één maal wit en driemaal zwart geeft de derde bus de grootste kans, omdat daarin 't grootst aantal zwarte ballen is. Het theorema van Bayes stelt ons ook in staat, het volgende vraagstuk op te lossen: Van het verschijnsel A is de waarsch. p onbekend, maar bij j proeven heeft het zich a. maal vertoond. Welke is de de meest waarschijnlijke waarde voor p Daartoe zullen we eerst de waarsch. opmaken, dat p ligt tus- schen 1 en i| dx, waarbij x ligt tusschen o en 1. Men kan de waarschijnlijkheid voorstellen door eene rechte lijn met de eenheid als lengte: en die lijn in vakjes verdeelen ter lengte van dx, dan kan p elke waarde hebben van af x o tot x 1A priori is dus de waarsch. dat p ligt tusschen x en x p- dx, gelijk aan 4* 0) I 2 O i x+dx pft itj ui 1 n 111 n in in hij 1 mi ii ti 1 t.i im 1 m u mmmnnj X I

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1908 | | pagina 122