138 Voor eiken volgenden cirkelboog worden de symmetrische stralen ZF en ZR met eene gelijke geringe lengte verkort door middel van eene schroef, wier beweging met het handvat wordt geregeld. Op dezelfde methode berust de planimeter van Oberlandmesser Mönkemöller 1) (Deutsches. Reichspatent n°. 787 14) (fig- 3). Eene glasplaat, aan de onderzijde voorzien van parallelle lijnen op ge- lijke genummerde afstanden en van eene indexstreep loodrecht op de eerste, is verschuifbaar in een raam, en voert een arm A A mede. De beweging van de glasplaat wordt door dien arm overgebracht op een meetraadje, dat in het raam is opgesteld. Met behulp van eene veer wordt bij beweging van de glasplaat in één zin het contact tusschen arm en rad opgeheven. Bij het gebruik verschuift men de indexstreep achtereenvolgens over af standen, gelijk aan de middellijnen der genummerde strooken. Het meetraadje sommeert die middellijnen. Eene dwarsverdeeling, die bij de hierna beschreven harpen van groot nut is, kan hier niet van toepassing zijn. Boven deze instrumenten bieden de Oldendorpsche- oi planimeter- harpen (fig. 4 vijfmaal verkleind) overwegende voordeelen. Op sterk doorschijnend papier is een bundel fijne equidistante parallellen aangebracht en aan den rand een gelijke bundel loodrecht op de eerste. In den handel 2) zijn harpen met strookbreedten van 4 resp. 5 m.m.; men kan ze voor breedten van 8 resp. 10 m.m. bruikbaar maken, door de paral lellen beurtelings al en niet met een paar kruisjes of cirkeltjes te merken. Vervaardigt men ze zelf Fig. 3- Fig. 4. l) z. f. v. 1895 p. 33. R. Reiss, Liebenwerda, Wed. Ahiend Zn., Amsterdam, 15 Pfg. per stuk.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1908 | | pagina 144