op doorschijnend teekenlinnen, dan zijn afwisselend zwarte en blauwe
parallellen aan te bevelen; desgewenscht nummert men de strooken.
Men bedekt de te berekenen figuur met deze harp; door een,
beter twee zware kleine gewichten wordt verschuiving voorkomen.
Zonder elk der middellijnen der strooken te meten, bepaalt men
hunne som mechanisch.
Bij het gebruik van de planimeterharp bestede men grooten
zorg aan het opsporen van de gunstigste ligging.
Fig. 5. Figuur 5. Langgerekte figuur,
uiteinden ongeveer loodrecht op
de lengterichting; de figuur is
geheel besloten tusschen twee
parallellen.
Fig. 6. Gelijksoortige figuur;
de teekening geeft eene ongun
stige ligging aan, daar er eene
rest gevormd wordt, die ver
meden kan worden. j j j j j i j j j j j j I J j
Fig- 7- Men stelt, om de j 1 jjf
gunstigste ligging te zoeken, f J__j. I j i-~rTc!
een piquoir in het midden m j ijl
van ab en draait de harp een
weinig om het punt m en wel zoo.
dat cd in n wordt gehalveerd.
De draaiing mag niet zoo veel
bedragen, dat de richting der
parallellen veel afwijkt van lood
recht op de lengterichting der
figuur. Is het niet mogelijk dezen
stand te bereiken, dan neemt men
eene harp met weinig grooter of
kleiner strookbreedte.
Fig. 8. De figuur vertoont
verschillende lengterichtingen.
Door in de bochten de harp te
doen draaien om het midden
van de laatstgebruikte pa
rallel, kan men onafgebroken,
zonder tusschenaflezing, op
tellen.
139