een kastje, waarin die kaarten geborgen konden worden, wel
van zeer bescheiden afmetingen kunnen zijn en ook aan andere
bewaringen zou de ruimte ervoor vereischt, in vergelijking met
die voor het overig archief, zeer gering zijn.
Werd tegelijk met de vernieuwing der inschrijvingen een grond
boek ingevoerd, dan zou het register 6ga daarnaar kunnen ver
wijzen en zouden contrölekaarten niet noodig zijn.
«Omslachtigheid der boeking» en «ingewikkeldheid der aan-
teekeningen» worden wel beweerd, doch niet aangetoond. Het
is jammer dat de schrijver juist over deze zoo practische quaestie
is heen gegleden. Als men mijne ontwerpen «wilde toepassen op
meer ingewikkelde gevallen zou het groote gevaar van te inge
wikkeld werk spoedig blijken» en schrijver «kan hier niet in
nadere behandeling van onderdeelen vervallen» zijne «beschou
wingen werden reeds te lang».
Ik houd mij overtuigd dat de Redactie voor nadere uiteenzetting
van schrijvers bezwaren zeer gaarne ruimte beschikbaar zou
stellen.
Als men de inrichting eener boekhouding wil verklaren, bedient
men zich natuurlijk van eenvoudige voorbeelden. Had de schrijver
nu de uitwerking van een ingewikkeld geval beproefd, hem zou
dan de onjuistheid zijner bewering gebleken zijn. De vermelding
van de oude nommers, in de borderellen genoemd, achter de in
schrijvingen in het register 6ga, alsmede van de nommers der
meetbrieven, ingeval geoorloofd blijft hypotheek op gedeelten van
perceelen te vestigen, vereischen eenige ruimte. Hoeveel ruimte,
dus hoeveel regels voor elk nieuw nommer beschikbaar moeten
blijven, blijkt uit den staat 75; bij inschrijvingen van lateren datum
komen vermeldingen van oude nommers niet voor, daartoe wordt
dus niet méér ruimte geeischt dan thans.
Doch al zou de omvang van het werk grooter zijn dan hetgeen
thans, telkens opnieuw bij het onderzoek naar de bezwaardheid
moet verricht worden wat ik niet toegeef dan zou niettemin
te weinig doordacht uit schrijvers pen zijn gevloeid de bewering
«dat er niets bij gewonnen werd.»
147
Ongetwijfeld!
We denken er heusch nog niet aan den Heer Burger een onbescheiden gebruik
van onze kolommen te verwijten.
Red.