164
Op zeer verschillende wijze waren de overledenen bij onze
belangen betrokken.
De heer Last werd in 1858 aangesteld als adspirant-landmeter
van het kadaster, waarop in 1863 volgde zijne detacheering en
benoeming tot adjunct-commies aan het Departement van Financiën,
bureau Kadater, en daarop in 1865 zijne benoeming tot landmeter
van het kadaster ter standplaats 's Gravenhage, waar hij tot 1877
verbleef. In dit jaar werd hij benoemd tot controleur der directe
belastingen en van het kadaster en in 1879 tot ingenieur-verificateur
van het kadaster in algemeenen dienst, om in die functie te worden
belast met het toezicht op de voorbereidende werkzaamheden voor
de herziening van de belastbare opbrengst der ongebouwde eigen
dommen.
Na in 1888 te zijn benoemd tot ingenieur-verificateur van het
kadaster in de 8e divisie te 's-Gravenhage, viel hem in 1897 nog
de onderscheiding ten deel, te worden benoemd tot secretaris
der Hoofdcommissie voor de herziening van de belastbare opbrengst
der ongebouwde eigendommen.
De Regeering erkende zijne verdiensten door hem in 1900 te
benoemen tot Ridder in de Orde van den Nederlandschen Leeuw.
Door zijn overlijden verloor de kadastrale dienst een zijner
oudste medewerkers; de ambtenaren, die onder zijne leiding werk
zaam waren, hebben met den heer Last een welwillend, humaan
Hoofdambtenaar zien heengaan.
In den heer Modderman heeft de Rijkscommissie voor graad
meting en waterpassing verloren een voortreffelijk ambtenaar,
een kundig en bescheiden werker, ten volle berekend voor de vele
gewichtige werkzaamheden, die hem gedurende zijn twaalfjarigen
diensttijd werden opgedragen.
Zijn verdiensten werden niet alleen door de Commissie op hoogen
prijs gesteld, maar ook in het buitenland gewaardeerd.
De dood heeft hier aan een nog veel belovend jong leven te
vroeg een einde gemaakt.
De heer van Walsem, in 1876 benoemd tot surnumerair der
registratie, bekleedde achtereenvolgens de betrekking van ontvanger
te Gennep, Boxmeer en Zaltbommel en was als inspecteur werk-