189
23 September 1907 aan het Bestuur werd opgedragen in de
plotseling opengevallen redactie te voorzien. Die opdracht was
zeker eervol maar niet gemakkelijk. Besloten werd, dat de twee
laatste afleveringen van jaargang 1907 zouden verschijnen onder
verantwoordelijkheid van het Bestuur, nadat de heeren de Vries
en R. A. de Wal zich hadden bereid verklaard het redactioneele
werk te verrichten, terwijl de heer Weijgers de werkzaamheden
van secretaris-penningmeester op zich zou nemen.
Geheel belangeloos hebben de heeren de Vries en de Wal,
onder de vlag van het bestuur de vele werkzaamheden, ver
bonden aan het verschijnen der twee laatste afleveringen van
jaargang 1907, verricht. De vereeniging is dien beiden heeren
daarvoor grooten dank verschuldigd. Het Bestuur slaagde er
ten slotte in, hen over te halen, om ook de redactie voor den
jaargang 1908 op zich te nemen.
Hulde brengend aan de wijze, waarop de beide redacteuren zich
van hunne taak hebben gekweten, stelt hij de vergadering voor,
hun bij acclamatie de redactie voor den jaargang 1909 aan te bieden.
De vergadering geeft op ondubbelzinnige wijze door haar
applaus blijk, dat zij het geheel eens is met de woorden van
haren voorzitter.
De heer de Vries deelt mede, dat de tegenwoordige redactie
noodgedwongen de taak voor jaargang 1908 heeft aanvaard. Hij
voor zich wenscht, als de termijn is afgeloopen, geen deel meer
van de redactie uit te maken.
De heer de Wal vindt, dat het erg gemakkelijk is, om na een
applaus door een tikje met den hamer, eene redactie aan te
stellen. Velen weten echter niet, welke moeiten aan dat ambt
zijn verbonden en hoe de gevoeligheden moeten worden ontzien.
Hij geeft in overweging, om eerst eens naar anderen om te zien,
die de taak op zich willen nemen.
De Voorzitter beseft volkomen de aangevoerde bezwaren en meent,
dat wel alle leden van de moeilijkheden overtuigd zijn. Hij kent
echter de tegenwoordige redacteuren te goed, om niet nogmaals
eene poging te doen en hen tot aanneming der redactie te bewegen.
De heer de Vries vraagt, of wel voldoende naar anderen is
uitgezien, hetgeen de Voorzitter beantwoordt met verwijzing
naar de vergeefsche moeiten in het vorig jaar gedaan. Blijkbaar
onder den indruk van de noodzakelijkheid berusten beide heeren