ii4
UIT DE WET OP DE MIDDELEN (en Bijlagen).
W. Verschillende ontvangsten en toevallige baten het Departement van
Fi?ianciën betreffende
89. Ontvangsten wegens verrichtingen betrekkelijk het kadaster. Op
brengst over het dienstjaar 1907 71 587,93. Raming voor dienstjaar 1908
72 000. Raming voor dienstjaar 1909 72 000.
(In de laatste drie jaren werd gemiddeld 72000 in rond cijfer ont
vangen, welk bedrag dan ook, evenals voor het loopende jaar, als raming
voor 1909 is aangenomen.)
90. Opbrengst van het door de landmeters en boekhouders van het
kadaster voor particulieren verrichte werk, na aftrek van het hun daarvan
toekomende gedeelte. Opbrengst over het dienstjaar 1907, 41 356,54.
Raming voor dienstjaar 1908 55000. Raming voor dienstjaar 1909
54 000.
(Voor het alleen door de landmeters verrichte werk werd in de jaren
1905, 1906 en 1907 respectievelijk ƒ48 141,23, 48 752,40 en ƒ41 356,54
ontvangen. Hoewel de ontvangsten over 1907 nog niet ten volle bekend
zijn, mag hiervoor toch niet meer dan 48 000 gesteld worden, dat is
1000 minder dan voor 1908.
Voor het door de boekhouders te verrichten werk, dat van af 1908
mede den Staat ten goede komt, wordt, evenals voor 1908, 6000 gesteld,
zoodat de raming van dezen post in zijn geheel 54 000 bedraagt.)
TWEEDE KAMER. STAATSBEGROOTING OVER HET
DIENSTJAAR 1909.
VIIde Hoofdstuk B.
Voorloopig Verslag.
Algemeene beschouwingen.
3. Vernieuwing der inschrijvingen van hypotheken.
Door sommige leden werd aangedrongen op een wet, voorschrijvende,
dat een nieuwe inschrijving der van kracht zijnde hypotheken plaats moet
hebben. Het laatst is een vernieuwde inschrijving gelast bij de wet van
5 Juni 1878, Staatsblad n°. 90). Sedert dien hebben verscheidene steden
zich aanzienlijk uitgebreid en heeft, in verband daarmede, op ruime schaal
splitsing van perceelen plaats gevonden. Het is daarom thans dikwijls
zeer moeilijk uit te vinden, op welke perceelen een reeds eenige jaren
bestaande hypotheek rust.