233
ongelijkheid klagen. Dit is nu eenmaal het gevolg van het systeem, dat
hier altijd gebezigd wordt, men gaat traktementen verhoogen en schept
daardoor opnieuw ongelijkheid.
Ik wil niet aandringen op traktementsverhooging, vooral niet in dit jaar,
nu onze financiën niet zoo schitterend staan. Maar ik zou den Minister
toch wel in overweging willen geven de traktementen van de Rijksklerken
der directe belastingen eens nauwkeurig te vergelijken met die der Rijks
klerken van de registratie en eens na te gaan, of wel de eenvormigheid
die de Minister de Meester heeft toegezegd, is verkregen.
Ik wil mij gaarne aansluiten aan hetgeen de heer Troelstra heeft ge
zegd ten aanzien van de indienststelling van de Rijksklerken bij de directe
belastingen op 21-jarigen leeftijd, zooals dat bij de Rijksklerken van de
registratie is bepaald. Het komt mij voor, dat er reden is, om in dit op
zicht aan het verlangen der Rijksklerken van de directe belastingen te
voldoen, en ik zou den Minister in overweging willen geven hierover zijn
gedachten te laten gaan.
De heer Kolkman, Minister van Financiën: Mijnheer de Voorzitter!
Ik ben gaarne bereid mijn gedachten te laten gaan zooals de geachte
afgevaardigde vraagt over de punten, die hij heeft genoemd.
Den heer Troelstra moet ik opmerken, dat die particuliere klerken toch
geleidelijk een aanstelling als Rijksklerk verkrijgen. Zij zijn begonnen als
klerken 3de klasse, dan wordt een klein onderzoek naar hun geschiktheid
ingesteld, en dan worden zij tot klerken 2de klasse aangesteld. Nu is er
slechts een beperkt aantal iste en 2de klasse klerken en waar er meer
klerken 3de klasse zijn dan klerken iste en 2de klasse samen, ligt het in
den aard der zaak, dat niet al die klerken 3de klasse tot de eerste of
tweede klasse zullen kunnen opklimmen. Dat is een zaak, die niet te ver
anderen is; de geachte afgevaardigde begreep zelf de moeilijkheid. Er is
slechts een bepaald aantal klerken iste en 2de klasse noodig, dat in de
organisatie vastgesteld is op 300 en waar men nu eenmaal niet boven
kan gaan, zoodat niet alle klerken der 3de klasse den rang van eerste of
tweede klasse kunnen bereiken.
Wat het verschil betreft tusschen de klerken der registratie en die der
directe belastingen, ik erken, dat er eenig verschil bestaat; dat verschil is
echter wel te motiveeren, in elk geval te vergoelijken. Bij het Koninklijk
besluit van 11 Maart 1908 is voor het dienstvak der registratie de regeling
vastgesteld, waarop de heer van Dedem doelde, ten einde eenvormigheid
ter bengen in de positie van de klerken van de registratie en van de
directe belastingen. De standplaatstoelagen voor de Rijksklerken zijn voor
beide dienstvakken gelijk. Voor beide dienstvakken geldt ook het stelsel
van vierjarige periodieke verhoogingen van traktement, terwijl voor beide