234 ook het minimum traktement 420 bedraagt en een maximum is vastgesteld, dat in elk geval, de standplaatstoelage er buiten gelaten, voor beide cate gorieën tot f 1500 kan klimmen en niet, gelijk de heer Troelstra zeide, voor de klerken bij de directe belastingen slechts tot 1200 of 1300. Verder kan hieraan niet worden gedaan. Volkomen gelijkheid van de beide regelingen ten aanzien van het maximum traktement, dat in iedere klasse kan worden bereikt, is niet mogelijk, omdat iedere administratie haar eigen karakter draagt en haar eigen eischen heeft. Waar b. v. volgens de regeling bij het dienstvak der directe belastingen, de traktementen der Rijksklerken van de 3de en de 2de klasse aan elkaar aansluiten in dien zin, dat het maximum traktement van de klerken van de 3de klasse van 720 tevens is het minimum van de 2de klasse, is dit bij het dienstvak der registratie anders geregeld, aangezien daar voor de derde klasse een maximum is aangenomen van 900, maar voor de tweede klasse een minimum van 600, waardoor de traktementen van de klerken der derde en der tweede klasse gedeeltelijk als het ware over elkander heenschuiven. Die regeling werd noodzakelijk geacht met het oog op het ingevoerde examen voor de Rijksklerken van de 2de klasse, dat ten gevolge zou hebben, dat tal van klerken, bijv. bladschrijvers van hypotheekkantoren, hoewel bekwaam en geschikt voor dat minder belangiijke werk, niet in aanmerking kunnen komen voor bevordering tot Rijksklerk van een hoogere klasse, omdat zij niet kunnen voldoen aan de hoogere eischen, daarvoor te stellen en waarop het programma van het examen is ingericht, en nu wordt het billijk geacht, dat de Rijksklerken van de derde klasse na langdurigen dienst, een hooger traktement kunnen krijgen dan het minimum traktement, dat in de tweede klasse wordt verkregen. Dit is de reden, waarom de traktementen bij de registratie niet op denzelfden voet zijn geschied als bij de directe belastingen. De heer Troels tra: Mijnheer de Voorzitter! Slechts een enkel woord en wel over hetgeen door den Minister het laatst in het midden is gebracht. Indien dat de reden is voor het verschil tusschen beide regelingen, geloof ik na hetgeen de Minister straks gezegd heeft nog meer het recht te hebben aan te dringen om de regeling gelijk te maken. Immers de Mi nister houdt vol, dat het aantal klerken iste en 2de klasse vooraf moet worden bepaald; dat staat dus vast. Goed, als dat vaststaat dan geldt voor een groot deel van de klerken derde klasse bij de belastingen hetzelfde, wat een reden is geweest om voor de klerken derde klasse bij de registratie te komen tot een maximum van 900, want ook van de klerken derde klasse bij de belastingen kan een groot deel niet tweede en eerste klasse worden. Het komt mij dus voor, dat het door den Minister voor het verschil aangevoerde motief niet opgaat.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1908 | | pagina 240