leden of deze steun ook niet kan worden verleende voor het behoud van natuurmonumenten. Door eenige leden werd gevraagd, of niet art. 24 der Markenwet vaak de ontginning van woeste gronden belemmert. Ook werd betoogd, dat het aanbeveling verdient de gemeentebesturen van Regeeringswege op het groote nut van zoodanige ontginning te wijzen. Uit den toelichtenden staat blijkt niet, of en zoo ja, welke bedragen worden gevraagd voor het steunen 'van vereenigingen van algemeen nut ten behoeve van de ontginning en bebossching harer gronden. Men wenschte hieromtrent nadere inlichting te ontvangen. Naar vernomen was, zijn reeds verzoeken tot het ontvangen van zoodanigen steun ingediend. Tiendafkoop. Art. 47. Bij art. 83 der Tiendwet is bepaald, dat wegens vrijwillige opheffing van tiendplichtigheid voor 1 Januari 1909 een premie van 4 pet. van den afkoopprijs wordt toegekend. Naar men meende, is van deze bepaling tot dusver zeer weinig gebruik gemaakt. Volgens sommige leden is dit voor een deel te wijten aan het stelsel der wet, die dadelijk de tienden voor afgeschaft had verklaard. De tiend- plichtigen, daarop indachtig gemaakt door het vanwege het Departement ter bevordering van den vrijwilligen afkoop uitgegeven boekje, geven zich dientengevolge niet de minste moeite. Voorts meenden deze leden, dat de afkoop bij het Koninklijk besluit van 28 November 1907 Staatsblad N°. 307) op verkeerde en noodeloos omslachtige wijze is geregeld. Men wees er hierbij met name op, dat bij dit besluit het nemen van de ver- eisclite maatregelen aan de tiendheffers is opgelegd en bepaald is, dat het geld voor den afkoop van Staatswege niet wordt uitgekeerd bij royement van den tiendplicht, maar eerst veel later, terwijl het contract dan nog moet worden goedgekeurd, hetgeen eenig risico met zich brengt. Anderen voerden aan, dat het geringe gebruik, dat van art. 83 der wet gemaakt wordt, ten deele het gevolg is van het uitblijven van de benoeming der tiendcommissiën. met wie belanghebbenden zouden kunnen onderhandelen. Deze leden drongen op spoedige benoeming van die commissiën aan en vroegen, of de Minister het niet wenschelijk achtte een voorstel te doen tot verlenging van den in art. 83 genoemden termijn tot 1 April 1909. Memorie van Antwoord. Grondbezit. De vraag, wat kan worden gedaan om splitsing van uitgestrekte land goederen te voorkomen, is moeilijk te beantwoorden, De onderstellingj

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1908 | | pagina 244