244 In verband met bovenstaande opmerking over het verlengen der werk uren, werd door dat lid gevraagd, of evenais door het Departement van Justitie op bladz. 15 der Memorie van Antwoord op het Voorloopig Verslag der Tweede Kamer omtrent Hoofdstuk IV is gedaan, ook de andere Depar tementen niet een staatje zouden kunnen overleggen, waaruit gegevens waren te verkrijgen omtrent den arbeid en den arbeidsduur der ambtenaren. Van andere zijde meende men ernstig te moeten waarschuwen tegen verdere opdrijving van salarissen in Rijksdienst. Vooreerst met het oog op 's Rijksfinanciën, in de tweede plaats, omdat men het bedenkelijk achtte de Rijksbetrekkingen, die reeds onder ander opzicht velen aantrekken, ook financieel tot de meest begeerlijke te maken. De vraag werd gedaan, of het niet mogelijk zou wezen door een wijziging van de Pensioenwet, het verlaten van den Rijksdienst vóór het Ó5ste levensjaar, alsook het ontslaan van onnoodig geworden personeel, met behoud van pensioen rechten, gemakkelijker te maken. 6. Vermindering aantal ambtenaren. Uit de Memorie van Toelichting tot Hoofdstuk VII B, bladz. 5, blijkt, dat ten gevolge van de reorganisatie van den dienst in de bureau's van den Pensioenraad, het personeel met 4 hoofdcommiezen, 1 klerk en 3 schrijvers is verminderd, die samen een traktement zouden genoten hebben van ƒ12620, terwijl met inkrimping van het getal ambtenaren zoo mogelijk wordt voortgegaan. Gevraagd werd, of ook aan andere bureau's een onderzoek zou kunnen worden ingesteld naar de vraag, of inkrimping van ambtenaren niet mogelijk is. Hoofdstuk V. (Binnenlandsche Zaken.) Tweede Afdeeling. Pensionneering va?i gemeejite-ambtenaren. Verscheidene leden hoopten, dat de noodige gegevens betreffende deze pensionneering spoedig zouden gereed zijn en dat de indiening van een wetsontwerp niet al te lang meer op zich zou laten wachten. Het denk beeld om tot Staatspensionneering van gemeente-ambtenaren te geraken, vond bij hen warme instemming. Met verwijzing naar hetgeen dienaan gaande is opgemerkt bij de behandeling van hoofdstuk IV der Staats- begrooting, achtte men vooral de regeling ten opzichte der commissarissen van politie wenschelijk. Andere leden waren voorloopig huiverig zich in dien zin uit te spreken en wilden eerst de uitkomsten der kostenberekening afwachten.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1908 | | pagina 250