47
„Dat de Redactie onvolledig zoude zijn1) kan niet worden toegegeven".
„Volgens art. 651 B. W. zal ingeval van aanwas het eigendomsgebied
van het Rijk worden ingekrompen door rivierwaartsche verschuiving der
grens ten bate van den gerechtigde tot het oeverland: opheffing van het
recht van aanwas brengt dus vanzelf mede, dat deze verschuiving achter
wege blijft. Dit laatste afzonderlijk te bepalen, ware alzoo eene noodelooze
herhaling. Intussclien wordt de bepaling wellicht verduidelijkt, wanneer
het aan Rijksuitbouw te verbinden rechtsgevolg, bestaande in ter zijde
stelling van art. 651 B. W., wordt vooropgesteld. De redactie is aldus
omgezet."
Het bezwaar in 't V. V. geopperd, dat de aanwas die na den
aanleg der werken zal ontstaan buiten de lijn der begroeiing,
niet uitdrukkelijk tot eigendom van den Staat wordt verklaard,
wordt alzoo door de Regeering niet gedeeld. Het ontwerp breekt
dus met het tot heden gemaakte onderscheid tusschen zaken in
en zaken buiten den handel m.a.w. het gaat uit van de onderstelling
dat geen verschil mag worden gemaakt tusschen privaatrechtelijk
en publiekrechtelijk Staatseigendom.
Deze begrippen vinden we ook gehuldigd in het Ontwerp
tot herziening van het Tweede Boek van het Burgerlijk Wetboek.
We hadden reeds vroeger (Tijdschrift Jaarg. XV pag. 175)
gelegenheid daarop te wijzen.
2 van bovengenoemd artikel luidt thans: „Onder lijn der
begroeiing wordt verstaan de lijn, die op eene voor blijvende afpaling
geschikte wijze achtereenvolgens de punten vereenigt, waarop de regelmatige
begroeiing langs den oever eindigt, met dien verstande, dat deze lijn
geacht wordt nimmer verder landwaarts te liggen dan de oeverlijn",
is dus zooals blijkt aangevuld met de woorden: op een voor
blijvende afpaling geschikte wijze.
Met deze aanvulling is waarschijnlijk bedoeld, de lijn van
begroeiing waar noodig tot minder grilligen vorm terug te brengen.
Dat er werkelijk die vereenvoudiging door wordt verkregen, mag
worden betwijfeld. De «geschiktheid» voor blijvende afpaling is
een zeer subjectief begrip; met invoering van dezen, bij plaats
bepaling der wettelijke begrenzing van eigendomsrechten zeker
ongewenschten factor, wint de definitie niet in waarde.
De M. v, A. merkt bij dit punt het volgende op:
„Dat de lijn van begroeiing in werkelijkheid grillig kan loopen, wordt
Een opmerking in het Voorloopig Verslag.