EENIGE AANTEEKENINGEN OVER DE WAAR SCHIJNLIJKHEIDS-REKENING EN DE THEORIE DER FOUTEN ALS GRONDSLAG VOOR DE METHODE DER KLEINSTE VIERKANTEN. Inleiding. Uit een practisch oogpunt beschouwd is het voor den land meter wel voldoende, als hij zich werktuigelijk op de hoogte heeft gesteld van de eindresultaten, die de fouten-theorie en de methode der kleinste vierkanten hem in schema of formulier aan bieden voor de uitvoering en vereffening van zijne waarnemingen. Toch zal menigeen, daarmede niet tevreden, gaarne nader kennis nemen van de wiskundige grondslagen, waarop die methode be rust, vooral sedert daarvan sprake is in de Min: res: d.d. 13 Sep tember 1904 N°. 42 reg. Met dat verlangen tot nadere kennismaking komt echter dikwijls het schrikbeeld opdagen: de hoogere wiskunde, die daarvoor noodig is. Evenwel ten onrechte, want om eenige kennis omtrent de fouten te krijgen, heeft men niet meer dan de grondbeginselen der hoogere wiskunde noodig, en enkele maanden van ernstige voorbereiding zijn voldoende, om de theorie der fouten in het platte vlak te kunnen volgen. Stelde men zich ten eisch, om bijv. de wet der fouten in het algemeen te willen bewijzen, zooals door Bessel en andere mathe matici onbeperkt betoogd werd, ja, dan zou men met recht van een schrikbeeld kunnen spreken, omdat daarvoor eene zee van wiskundige kennis gevorderd wordt, maar de integraaltjes, die in de hieronder volgende aanteekeningen voorkomen, en tot hetzelfde doel leiden, zijn zóó eenvoudig, dat ze den meest wankelmoedige niet behoeven' te weerhouden, om er eenigen tijd van voorbe reidende studie aan te besteden. Deze aanteekeningen zijn gemaakt naar aanleiding van de colleges, die wijlen Professor Schols aan de toenmalige P. S. heeft gehouden. Allen, die het voorrecht hebben, onder zijn gehoor te zijn geweest,

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1908 | | pagina 71