74 bizondere neiging zal hebben, om 3 of een ander getal aan te wijzen. Zullen dus alle gevallen even waarschijnlijk zijn, dan moet er ook geen enkele oorzaak bizonder inwerken op een bepaald verschijnsel van de reeks. G Uit de verhouding blijkt, dat de waarschijnlijkheid eene 1VL breuk is, waarvan de waarde tusschen 1 en o gelegen is, want is G M, dan is de verhouding gelijk aan de eenheid, d. w. z. de gebeurtenis is zeker, omdat alle kansen gunstig zijn, zooals het zeker is, om uit een bus, met enkel witte ballen gevuld, een witten bal te trekken. Is daarentegen G o, dan is ook W o, d.w.z. de gebeurtenis is onmogelijk, omdat er geen enkele kans bestaat, zooals het onmogelijk is, om uit een bus, met zwarte ballen gevuld, een witten bal te 'trekken. De waarschijnlijkheidsrekening wordt verdeeld in: i°. de theorie der enkelvoudige waarschijnlijkheid; 2°. de theorie der samengestelde waarschijnlijkheid; 30. de theorie der totale waarschijnlijkheid. De eerste theorie behandelt de waarschijnlijkheid van enkel voudige gebeurtenissen of op zichzelf staande feiten, waarvan hierboven reeds een voorbeeld (het werpen met één dobbelsteen) werd gegeven. Voor de enkelvoudige waarschijnlijkheid heeft men dus den algemeen en vorm Uit de waarde W Vó bij een dobbelsteen-worp zou allicht kunnen worden afgeleid, dat op de 6 worpen het gevraagde cijfer zich éénmaal moet vertoonen, doch nam men daaromtrent enkele proeven, dan zou er spoedig afwijking gevonden worden. Wordt echter het aantal worpen grooter en grooter genomen, dan zal men de verhouding G M hoe langer hoe meer tot de waarde van V6 zien naderen. De beteekenis van de wiskundige waar schijnlijkheid is dan ook eene gemiddelde, en eerst bij een oneindig aantal proeven omtrent een verschijnsel zou de verhouding G\M nauwkeurig daarmede gaan overeenstemmen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1908 | | pagina 74