«3 g_ m w LM -f bg OP en daar w L M gelijk is aan bg O P. zoo is 2 bg LM bg LM V2 bg L M Nu is V2 bg L M schijnlijkheid heeft: x 1' zoodat men voor de waar- w bg cos -j. Het vraagstuk kan echter meer ingewikkeld worden. Men heeft bijv.: Fig. 2, eenige evenwijdige lijnen op een afstand 2 a op den grond getrokken, men vraagt de waarschijnlijkheid, dat een naald ter lengte 2 die men op den grond laat vallen, eene der lijnen zal snijden. Dit vraagstuk laat zich zeer ver eenvoudigen, als men de kans be schouwt, dat de naald op de lijn L M zal vallen, daar de waarschijnlijkheid, dat ze op elke andere lijn L! M' eene der evenwijdige lijnen zal snijden, toch dezelfde blijft. Wil men 't gevraagde nog meer vereenvoudigen, dan beschouwe men de helft van den afstand 2 a. 7 af JC J6' 7 Verdeelt men (Fig. 3) dien afstand a in een zeer groot aantal kleine deelen, die onderling op een afstand dx van elkaar verwijderd zijn, dan is de waarschijnlijkheid, dat de naald bijv.: zal vallen tusschen x en x-j-dx, gelijk aan (1). Verder is de waarschijnlijkheid, dat de naald een der lijnen zal snijden, volgens 't vorige vraagstuk 'f Bg cos -7 (4 Dat nu de naald èn op de lijn L M zal vallen, èn eene der lijnen zal snijden, is eene samengestelde waarschijnlijkheid; door 't product van (1) en (2) te nemen, vindt men daarvoor 2 71 V 2 71 2 OC 71 C Fig. 2. i 2,<Z Fig. 3- 2 x Tl l

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1908 | | pagina 83