86
ook in het leger, misstanden voor, die verbetering behoeven. Bestaan
zulke misstanden niet meer, dan zullen de vereenigingen vanzelf overbodig
worden. Hieraan werd toegevoegd, dat deze vereenigingen eerst in lateren
tijd zijn opgekomen en zelf nog haren weg moeten zoeken. Ook bij de
vereenigingen van arbeiders heeft het tientallen van jaren geduurd, voor
dat zij goed wisten wat zij wilden, en het standpunt begrepen, waarop zij
staan moeten. Tevens heeft het jaren geduurd, voordat de staking, ook
door de werkgevers, als een geoorloofd middel van verweer werd beschouwd.
Zoo zal, naar men meende, ook veel, wat thans nog vreemd lijkt in het
optreden van vereenigingen van ambtenaren en militairen, later geene
bevreemding meer wekken en zullen tevens zekere wenschen en eischen,
die thans in enkele dier vereenigen worden geuit, daar niet meer worden
toegelaten, naarmate men beter gaat begrijpen, welke houding voor deze
soort van vereenigingen past.
Andere leden konden zich met deze beschouwingen niet vereenigen.
Bij vele dezer vereenigingen bestaat huns inziens een geest van verzet
tegen het gezag en hare leiders blijken dikwijls bezield te zijn met de
bedoeling dat verzet te sterken. In verband hiermede werd herinnerd
aan de spoorwegstakingen in 1903, toen bij de leiders en vele anderen
ook een geest van verzet bestond. Deze leden waren van meening, dat
het toelaten van vereenigingen van personen, die met een publieken dienst
belast zijn, een gevaar voor den Staat oplevert. Vooral geldt dit voor de
vereenigingen van militairen, omdat in het leger strenge handhaving van
het gezag onmisbaar is. Ook wees men er op, hoe zelfs in een zoo
democratisch land als Frankrijk de Regeering tegen de vereenigingen van
militairen en ambtenaren optreedt. Het ware een dwaling te meenen, dat
zulke vereenigingen zich zullen beperken tot behartiging van de indivi-
dueele belangen der leden. In 1903 werd zelfs in de Kamer de meening
geuit, dat ambtenaren tot staking mogen overgaan met het doel om invoering
van algemeen stemrecht te verkrijgen. Die vereenigingen doen alsof zij
vakvereenigingen zijn en verliezen dus het onderscheid uit het oog, dat
er bestaat in de verhouding tussclien werkgevers en werknemers en tusschen
den Staat en de ambtenaren en militairen, welke verhouding eene onder
geschiktheid met zich brengt, die bij de vakvereenigingen niet aanwezig
is. Ook meenden deze leden, dat vereenigingen van ambtenaren en
militairen niet noodig zijn, aangezien er tegenwoordig ten volle gelegenheid
is om klachten bij de Overheid in te brengen. Een ander lid sloot zich
bij deze meening aan. Hij achtte de nadeelen van de bedoelde ver
eenigingen grooter dan de voordeden, omdat men blijkens de ervaring
in die vereenigingen de individueele belangen heeft gesteld in de plaats
van de belangen van den dienst en de eischen van het algemeen belang
uit het oog heeft verloren.