87
Door een derde groep van leden werd verklaard, dat het hun leed zou
doen, indien de vereenigingen van ambtenaren en militairen geheel ver
boden zouden moeten worden. Zij meenden, dat tal van zulke vereenigingen
nuttig werken en dat, indien eene vereeniging van ambtenaren of militairen
op oeconomisch gebied iets voor hare leden vraagt, dit nog geenszins de
bedoeling behoeft te hebben om voldoening van dat verzoek af te dwingen.
Bepaaldelijk met het oog op vereenigingen van militairen werd nog op
gemerkt, dat er voor militairen geenszins een natuurlijk recht bestaat om
zich te vereenigen. Waar zij als militairen optreden, zijn zij immers steeds
te beschouwen als onderworpen aan militaire tucht. Worden militaire
bonden geduld, dan behooren naar het inzien dezer leden ten aanzien
van die bonden regelen gesteld te worden.
In verband met de voorafgaande beschouwingen werd tot de Regeering
het verzoek gericht, dat zij duidelijk en beslist haar gevoelen zou uiten
over de vraag, welke houding door haar voortaan tegenover vereenigingen
van ambtenaren en militairen zal worden aangenomen, Sommigen meenden,
dat in hetgeen tot dusverre ten aanzien van haar gevoelen over deze vraag
bleek, weinig beginselvastheid is te vinden. Voorts werd door eenige leden
de meening geuit, dat de gewenschte inlichtingen zouden kunnen worden
verkregen door afzonderlijke en uitvoerige beantwoording van de vragen
in de vergadering der Kamer van 31 Mei 1907 gesteld. Deze vragen
werden gezegd ongeveer neder te komen op de volgende: Welke be-
teekenis is te hechten aan erkenning van vakvereenigingen door den Staat?
Meent de Regeering, dat verschil behoort gemaakt te worden in hare
houding tegenover de ambtenaren-leden van vakvereenigingen, al naarmate
die vereenigingen overeenkomen met die welke in Frankrijk syndicats en
assocations van ambtenaren worden genoemd? Wil zij in dientvakken,
waar eene groepsvertegenwoordiging bestaat, vereenigingen erkennen? Wat
behoort de taak en werkkring van door de Regeering erkende vereenigingen
te zijn: moeten zij zich alleen bezighouden met de arbeidersverhoudingen
of moeten zij ook gekend worden in de regeling van den dienst? Hoe
beantwoordt de Regeering de hier gestelde vragen ten aanzien van de
verschillende soorten van vereenigingen, namelijk die van burgelijke ambte
naren, die van militairen en de gemengde?
Nadere inlichting omtrent deze zaak werd te eer noodig geacht, nu de
directeur-generaal der posterijen en telegrafie zich heeft doen vertegen
woordigen op eene vergadering van den bond „De Post", hetgeen door
sommigen niet goedgekeurd werd. Gevraagd werd, of dit geschiedde in
opdracht of met medeweten van den Minister van Waterstaat; zoo ja, of
de Ministerraad daaromtrent geraadpleegd is en in elk geval, hoe het
Ministerie hierover denkt. Gaarne zou men verder vernemen, of het
wellicht in de bedoeling ligt ook vertegenwoordigers van de Regeering te