een theorema omtrent het verschil van de zwaartekracht aan de polen en aan den aequator en de afplatting der ellipsoïdvormige aarde. De centrifugaalkracht in een punt van den aequator werkt in een richting tegengesteld aan de aantrekkende werking van de massadeelen der aarde; zij is nul aan de polen, waar die aantrekking zelf juist het grootst is, omdat door de afplatting de afstand tot de massadeelen daar over het geheel genomen geringer is dan voor een punt van den aequator. Dientengevolge is de zwaartekracht aan de polen het grootst, terwijl het verschil voor een punt van den aequator samenhangt met de afplatting. Be palingen van de grootte der zwaartekracht, op verschillende geo- graphische breedten uitgevoerd, leveren dan ook gegevens ter bepaling van die grootheid. Tusschen de grootte der zwaartekracht, de lengte van een slinger, en den tijd, waarin deze een slingering volbrengt, bestaat een eenvoudige betrekking; een slinger van bekende lengte, welks slingertijd men waarneemt, is dus het instrument waarmede de grootte der zwaartekracht kan worden bepaald. Men onderscheidt deze bepalingen in absolute en relatieve; bij de eerste, die de meeste voorzorgen vereischen, moet de lengte van den slinger met de uiterste nauwkeurigheid worden bepaald: zij doen de werkelijke grootte der zwaartekracht kennen. Bij de relatieve slingerwaarnemingen bezigt men minder samengestelde toestellen, daar de slingerlengte zelf niet nauwkeurig bekend behoeft te zijn; de hoofdeisch is, dat de lengte van den slinger onveranderlijk is, ten minste voor zoover zij niet afhangt van de temperatuur, welker invloed in rekening kan worden gebracht. Door een dergelijk toestel op verschillende punten te laten slingeren en telkens den slingertijd te bepalen, kan de verhouding van de grootte der zwaartekracht in die punten worden gevonden. Is er onder deze dus één punt, waar die grootte zelf door abso lute waarneming is bepaald, dan kan deze voor alle andere punten worden berekend. Slingerwaarnemingen hebben niet alleen het voordeel, dat zij minder bezwaarlijk en kostbaar zijn dan graadmetingen, maar ook, dat zij kunnen worden uitgevoerd op punten, die niet in een triangulatienet kunnen worden opgenomen, b. v. de kleinere eilanden in den oceaan. Daar de slingers een vaste opstelling vereischen, is men gebonden aan waarnemingen te land; een 128

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1909 | | pagina 128