143 Sterrekundige waarnemingen. De berekening van de waarnemingen ter bepaling van de breedte verandering van 1899 tot 1907, door de heeren Stein en Zwiers te Leiden met het Talcott-instrument volbracht, is in het afgeloopen jaar door den heer Zwiers voortgezet. Deze berekeningen bestaan uit: i°. de bepaling van de declinaties en eigenbewegingen der waargenomen sterren; 20. de herleiding van de ver richte Talcott-waarnemingen met behulp van de bepaalde reductie elementen. Wegens den vrij aanzienlijken omvang van dit werk, werd in 1908 besloten beide onderdeelen in afzonderlijke bewerking te nemen. i°. Bepaling van de declinaties en eigenbewegingen der sterren. De in de verhandeling van Dr. Stein opgenomen catalogusplaatsen der sterren werden met de oorspronkelijke opgaven vergeleken en zoo noodig verbeterd, ook naar aanleiding van later verschenen publicaties. Verder werden de na het opstellen dier verhandeling verschenen ster catalogi en jaarboeken van sterrewachten geraadpleegd, ten einde daaruit nieuwe waarden voor de declinaties der gebruikte sterren te verkrijgen, een 12-tal catalogi bleken hiervoor geschikt materiaal te bevatten. Ten einde uit het groot aantal oudere en nieuwere waarnemingsuit komsten de meest waarschijnlijke declinaties en eigenbewegingen af te leiden zijn die uitkomsten eerst alle herleid tot een zelfde systeem, namelijk het nieuwe fundamentaalsysteem van Auwers. Veel van de hiervoor ver- eischte herleidingsgrootheden konden aan de onderzoekingen van Auwers of, zij het langs een omweg, aan die van andere sterrekundigen worden ontleend; voor een 18-tal catalogi moesten echter die herleidingsgroot heden en de gewichten der waamemings-uitkomsten door een zelfstandig onderzoek worden verkregen. Tengevolge van al die berekeningen bezitten we nu voor elke ster een aantal declinaties, in verschillende jaren en op verschillende plaatsen be paald, doch alle op gelijksoortige wijze herleid. De definitieve declinaties voor een bepaald tijdstip en de jaarlijksche eigenbewegingen zijn er even wel nog niet uit afgeleid, daar het van veel belang was bij die afleidingen ook gebruik te maken van de waarnemingen met den meridiaancirkel te Leiden volbracht. Voor een goed deel van de sterren leveren de waar nemingen van de jaren 1901 en 1902 en van de maand Maart 1908 voldoende uitkomsten, doch voor een 24-tal was het nog wenschelijk waarnemingen in Januari 1903 te volbrengen. Deze zijn, niettegenstaande het ongunstige weder, goed geslaagd, en wanneer al deze Leidsche waar waarnemingen behoorlijk herleid zijn, zal de verdere berekening van declinaties en eigenbewegingen krachtig worden ter hand genomen. 2°. Herleiding van de verrichte Talcott-waarnemingen met behulp van de bepaalde reductie-elementen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1909 | | pagina 143