H5 De waarde der reductie-elementen voor de herleiding van de van 1899 tot 1907 verrichte waarnemingen zijn gedurende dat tijdvak meermalen bepaald, en de telkens verkregen waarden zijn vroeger bij de berekeningen gebruikt; thans echter, nu de waarnemingsreeks afgesloten is en al de waarnemingen op gelijke wijze moeten herleid worden, is het noodig uit het geheele materiaal de meest waarschijnlijke waarden der herleidings elementen af te leiden. Dr. Zwiers heeft dezen arbeid verricht en ook de herleiding van al de waarnemingen op zich genomen. De belangrijkste van de herleidingselementen zijn de hoekwaarden van de deelen der beide niveau's, de hoekwaarde van een gang van de mikro- meterschroef en de periodieke en doorloopende fouten welke hierbij voorkomen. Voor de waarde der niveaudeelen is gedurende het gansche waarnemings tijdvak gebruik gemaakt van de uitkomsten van het uitvoerig onderzoek van Dr. J. Stein in zijn proefschrift „Beobachtungen zur Bestimmung der Breitenvariation in Leiden nach der Horrebow-Methode angestellt von Juni 1899 bis Juli 1900". Voor de hoekwaarde van de schroef en de daarbij voorkomende fouten, moesten echter twee perioden onder scheiden worden, vóór en na December 1902, op welken datum het instrument door een ongeval beschadigd en uit elkander genomen is. Voor de schroeffouten gedurende de eerste periode konden wij aan vankelijk alleen beschikken over de waarnemingen van Dr. Stein, in zijn proefschrift vermeld, later hebben wij evenwel nog eene waarnemingsreeks van den heer Pannekoek gevonden, en uit die beide waarnemings reeksen heeft Dr. Zwiers de meest waarschijnlijke waarde dier fouten berekend. Voor de tweede periode kon hij gebruik maken van een groot aantal waarnemingen, door hem zeiven verricht, en ook uit deze heeft hij de meest waarschijnlijke uitkomsten afgeleid. De invloed der periodieke fouten is gering, hij verdwijnt op zeer weinig na in het gemiddelde der gevonden uitkomsten, doch die der voortloopende fouten is veel grooter, daar hij systematische afwijkingen in de uit de waarnemingen afgeleide breedteveranderingen teweeg brengt; deze voortloopende fouten zijn dan ook met groote zorg afgeleid. De gemiddelde waarde van een schroefgang is bepaald op drie ver schillende wijzen, uit metingen van declinatieverschillen van bekende sterren, uit hoogteveranderingen van poolsterren bij hunne grootste afwijkingen uit den meridiaan en door directe metingen uit den meridiaancirkel. Uit al die metingen zijn ook de meest betrouwbare uitkomsten afgeleid. De ver andering van de hoekwaarde van een schroefgang met de temperatuur is theoretisch bepaald uit het verschil van de uitzettingscoëfficiënten van de koperen kijkerbuis en van de stalen schroef, in de onderstelling, dat de brandpuntsafstand van het objectief onafhankelijk is van de temperatuur.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1909 | | pagina 145