152
berg, J. W. den Hartogh, Hof, Hollestelle, J. Holthuizen,
Hondius, Hoogenboom, Horstmann, Hosang, Hunse.
Iwema, Jansma, Kanngiesser, Kloosterboer, Kolkers,
de Korver, Kreeftenberg, Krijgsman, Leyendeckers,
Meertens, H. J. Molema, Mooij, Mulder, A. C. Oosterman,
Paulussen. Persoon, J. M. H. Pollen, van Riessen, Roctcrt
Steenbruggen, de Ruiter, P. Rietsema, Stakman, Struijck,
Verhoeven, van der Voort, de Vries, Vruggink, Wage-
maker, J. H. de Wal, Westhoeve, Weijgers, van Wiechen
en Zijlstra. (57)
De 1 oorzitter, de heer Paulussen, opent te 10.15 de vergadering
met de volgende toespraak:
Mijne Heeren
Ik heb wederom het voorrecht om U allen, mede uit naam van het
Bestuui, een hartelijk welkom te mogen toeroepen en U dank te zeggen voor
Uwe trouwe opkomst op deze vergadering.
Het is U bekend, dat deze vergadering een speciaal karakter draagt
en zich onderscheidt van hare voorgangsters door haar meer omvattend
programma, waarin o. a. ook opgenomen zijn het uitspreken eener her
denkingsrede ter herinnering aan het 25-jarig bestaan onzer vereeniging,
en het brengen van een bezoek aan de wereldberoemde Topografische
Inrichting alhier. De Directeur dier inrichting, de heer Luitenant-Kolonel
S. P. Lindhout, die ons daartoe morgen op de meest welwillende wijze
in de gelegenheid zal stellen, heeft goedgevonden, dat bezoek te doen
plaats hebben onder deskundige leiding, waarvoor ik Z. H. E. G. hier
openlijk den dank der vergadering breng.
De voorlichting, die wij daarbij zullen ontvangen, zal zonder twijfel bij
dragen tot onze verdere vorming en ons een helder inzicht doen krijgen
in de wijze, waarop de topografische kaarten worden vervaardigd en bij
gewerkt. Vooral het vervaardigen der zoo rijk in tinten uitgevoerde
waterstaatskaart, chromotopografische en militaire kaarten zal onze bij
zondere aandacht trekken. Wij hopen dan ook morgen op een trouw
bezoek te mogen rekenen. De bijeenkomst zal besloten worden met een
gemeenschappelijken lunch.
Alvorens nu over te gaan tot de behandeling der punten op den op
roepingsbrief vermeld, wil ik nog in het kort een paar mededeelingen
doen over het wel en wee onzer vereeniging in het afgeloopen jaar.
In de twee voorafgaande jaren mocht ik den leden de blijde mede-