155
voorloopige commissie, die met mij het voorrecht hebben deze 25ste al
gemeene vergadering te kunnen bijwonen.
De bijeenkomst te Utrecht had het gewenschte gevolg. De commissie
besprak een ontwerp voor statuten, werkte aan de voorbereiding eener alge-
meene vergadering en benoemde uit haar midden eene sub-commissie, be
staande uit de heeren Geijl, Hogenhuis en Paulussen, wier opdracht
was, de uitgave van een tijdschrift voor te bereiden.
De verdere voorbereidende werkzaamheden liepen vlug van stapel en
korten tijd daarna werden de ambtenaren van het kadaster, onder aan
bieding van ontworpen statuten, reeds uitgenoodigd tot het bijwonen
eener vergadering, die op 20 October 1884 in het gebouw van het
Departement tot Nut van 't Algemeen te Amsterdam gehouden werd.
Op deze vergadering werden de statuten na uitvoerige discussies vast
gesteld en het eerste bestuur gekozen, bestaande uit de heeren d e
Koningh als voorzitter, Boer en Paulussen, welke laatste belast werd
met het ambt van secretaris-penningmeester, terwijl den heer Boer de
hooge onderscheiding te beurt viel om benoemd te worden tot redacteur
van ons tijdschrift, dat twee-maandelijks zou verschijnen onder den naam
van „Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde".
Hiermede was deze nuttige instelling tot stand gekomen, en dat de
oprichting dier vereeniging werkelijk in eene behoefte voorzag, werd het
beste bewezen door het toetreden als lid van een groot aantal ambtgenooten
zoowel in Nederland als in Nederlandsch-Indië, in België en in Transvaal
en van andere niet-kadastrale ambtenaren.
Sedert dien tijd heeft de vereeniging steeds blijken gegeven van haar
nuttig bestaan en stipt werd steeds de hand gehouden aan de statuten
o.a. ook door het beleggen van jaarlijksche algemeene vergaderingen ter
bespreking der kadastrale belangen, welke successievelijk gehouden werden
15-maal te Amsterdam, 2-maal te Arnhem, één maal te Utrecht, te
Groningen, te Scheveningen, te Wageningen, te Maastricht en te Breda
terwijl de huidige feestvergadering in onze schoone residentie den Haag
plaats heeft. In 1907 werd nog eene buitengewone algemeene vergadering
in Utrecht gehouden.
En wanneer ik thans overga tot het geven van een beknopt overzicht
van de ontwikkeling onzer vereeniging en van hetgeen door haar ge
presteerd is gedurende haar bestaan, zoowel op wetenschappelijk als op
finantieel gebied in het belang van het vak en dat harer leden, kan ik
voor een groot deel buiten bespreking laten hare geschiedenis over de
eerste negentien jaren, die zoo meesterlijk geschetst is door twee der voor
malige voorzitters onzer vereeniging, namelijk door den heer E. Baren-
broek in zijne voordracht getiteld „Een terugblik", gehouden op de
algemeene vergadering van den 27sten en 28sten Augustus 1894 bij de