162 Bij de beraadslagingen dier begrooting hield Mr. Treub, die reeds sedert 1886 blijken had gegeven een warm voorstander te zijn van een kadaster met bewijskracht, eene uitvoerige rede over de bezoldiging der bewaarders, over de diensten van het kadaster in het belang van de boekhouding ten aanzien van de rechten op den grond en in liet belang van den grondeigendom, met het oog op welke diensten hij 't rationeel noemde, deze instelling bij het Département van Landbouw te brengen, alsmede over de vernieuwingskosten tot het verkrijgen van een kadaster met bewijskracht, welke kosten wellicht niet hooger zullen zijn dan thans bij hermetingen van gemeenten, enz. De heer Treub, daarbij gesteund door den heer Piers on, wist te verkrijgen, dat de Minister de toezegging gaf, na overleg met zijn ambtgenoot van Justitie, de instelling eener Staatscommissie te overwegen, welke commissie eene herziening der regi stratiewetgeving en eene wetgeving op de hypotheken en het kadaster zou voorbereiden. De Minister gaf daarbij nog te kennen, dat het Neder- landsche Landbouwcomité eene commissie benoemd had (waarin onze medeleden de heeren Boer en Hoffmann zitting hebben) om een wetsontwerp op de ruilverkaveling samen te stellen. De Minister ziet de uitkomsten van dezen arbeid met belangstelling te gemoet. Zoo ziet dan eindelijk onze vereeniging, na een streven van 25 jaren, 't vooruitzicht geopend, hare voornaamste wenschen, zij het dan ook slechts voor een deel, vervuld te krijgen. Wij willen echter niet vooruitloopen op den arbeid dier Staatscommissie en afwachten wat de tijd zal brengen. Na nu opgesomd te hebben eenige der vele wederwaardigheden waar mede onze vereeniging te kampen heeft gehad, en in herinnering gebracht te hebben de betrekkelijk geringe resultaten, die zij verkregen heeft als belooning voor de vele opofferingen, welke zij zich heeft moeten getroosten, en voor haar ernstig streven om den Staat eene instelling rijker te doen worden ten bate van allen, die belang hebben de verzekering van den grondeigendom en de vermeerdering van hel grondcrediet, is het zeker gewettigd de twee volgende vragen te stellen en te beantwoorden: 1. Heeft onze vereeniging wel recht van bestaan en mogen wij nog steeds blijven hopen op eene spoedige bevrediging onzer wenschen? 2. Bestaan er voldoende redenen, om thans het vijfentwintig-jarig bestaan onzer vereeniging feestelijk te herdenken? De eerste vraag moet zonder twijfel bevestigend beantwoord worden. Immers afgescheiden daarvan, dat de vereeniging tot nog toe bij de regeering geen gewillig oor vond ten aanzien van haar hoofddoel, zijn door onmiddellijke bemoeiingen der vereeniging tal van verbeteringen tot stand gekomen zoowel op intellectueel als op materieel gebied.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1909 | | pagina 164