ï65 nieuwe tractementsregeling was tot stand gekomen die, hoewel niet ten volle beantwoordende aan onze verwachtingen, toch reden gaf tot tevreden heid en dankbaarheid. Een woord van dank, ook reeds vroeger door het comité uitgesproken, aan de heeren Mr. Smeenge en Jhr. van Nispen, die deze zaak in de Tweede en Eerste Kamer krachtig verdedigden, moge hierbij niet ontbreken. Dit was het begin eener tractementsregeling in verband met het aantal dienstjaren. Op een verzoek door het bestuur bij de Regeering gedaan, om de vergoeding der reis- en verblijfkosten te doen plaats hebben naar de be palingen van het Koninklijk besluit van 5 Januari 1884 (Stbl. N°. 4), werd in 1908 goedgunstig beschikt. Eveneens werd voor een tweetal jaren een verzoek om vergoeding voor bureau-, teekenbehoeften en voor instrumenten ingewilligd. In 1907 werd eene commissie van voorlichting inzake de regeling der tractementen van de landmeters van het kadaster, bestaande uit de heeren H. P. de Haan, M. de Vos en J. Zijlstra benoemd. Deze commissie legde hare denkbeelden neer in een zeer degelijk rapport, waarin onomstootelijk werd aangetoond, dat de tractementen der landmeters sedert 1878 slechts met 2ij1°l0 werden vermeerderd in tegenstelling met die van andere ambtenaren welke in dat tijdvak met gemiddeld 33 °/o zijn toegenomen. In 1908 werd dit rapport aan den Minister aan geboden en verder toegelicht op eene daartoe verleende bijzondere audiëntie, waarop het bestuur vernam, dat in dat jaar aan geene tractements- verbetering kon worden gedacht, daar de rijksinkomsten niet ruim genoeg vloeiden. Minister en hoofdambtenaren stelden evenwel in uitzicht, dat de gronden in het rapport aangegeven in ernstige overweging zouden worden genomen. De begrooting voor 1909 bevatte evenwel geene post van uit gaven om de gevraagde verbetering tot stand te kunnen brengen, doch de Minister verklaarde dat op deze aangelegenheid zijne aandacht met be langstelling gevestigd bleef. Het bestuur, nog steeds steunende op bovengenoemd rapport, heeft ook in dit jaar geene moeite gespaard om de regeering gunstig te stemmen voor de invoering eener betere tractementsregeling en daarbij de verbe tering van de opleiding tot landmeter bij den Minister en de hoofdambtenaren krachtig verdedigd. Ons succes ten opzichte van de verbetering onzer tractementen was evenwel niet groot. Wel voelde de Minister veel voor eene driejaarlijksche periodieke verhooging, doch zeer verontwaardigd toonde Z. E. zich over de houding van enkele landmeters tegenover hunne supe rieuren en over hunne weinige dienstprestaties en gaf dan ook onomwonden te kennen, dat hij eene verhooging van eindsalaris niet in overweging zou nemen, alvorens door een deskundig rapport zou zijn opgehelderd, hetgeen hem over onwillige handelingen enz. van landmeters was medegedeeld

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1909 | | pagina 167