168 eeren en ik heb thans het voorrecht U heden namens Bestuur en leden onzer vereeniging hulde te moge brengen voor Uw belangloos streven, voor Uwen strijd en onvermoeiden arbeid ten dienste van de kadastrale beweging hier te lande. Toen U in 1903 gekozen werd tot voorzitter onzer vereeniging, had U gedurende 19 jaren de redactie van ons tijdschrift op meesterlijke wijze gevoerd tot voorlichting van ons allen. Voor dat alles mijnheer Boer is de vereeniging U dank verschuldigd, dien ik U hierbij breng, daarbij de hoop uitsprekend, dat U den dag moge beleven, waarop Uw ideaal verwezenlijkt en U voldoening geschonken zal worden voor al hetgeen U in dat 25 jarig tijdperk heeft gedaan. Dit wil geenszins zeggen, dat wij voortaan Uwe voorlichting, hulp en diensten kunnen missen. Integendeel wij blijven rekenen op Uwen steun vooral in deze tijden, nu aan Uwe handen buitengewoon groote kadastrale belangen zijn toevertrouwd door Uw lidmaatschap der Staats- commissie inzake de wetgeving op registratie en hypotheekstelsel. Ons oog blijft vol vertrouwen op U gevestigd en wij houden er ons van overtuigd, dat U in die commissie al het mogelijke zal doen om Uwe wenschen op kadastraal gebied, dat zijn ook de wenschen onzer vereeniging, te verwezenlijken. Wij hopen en vertrouwen, dat deze weinige woorden U mogen aantoonen, hoe hoog U door Uwe medestiijders voor de goede zaak wordt geëerd en geacht. Dat U nog vele jaren in het belang onzer vereeniging moogt werkzaam blijven is onzen innigen wensch. En nu mijne heeren wensch ik op dit 25 jarig feest tevens een woord van hulde en dank te brengen aan allen, die onze vereeniging hebben gesteund en in het belang van het kadaster zijn werkzaam geweest, als mede aan onze correspondenten in Ned.-Indië en in België. En ten slotte rest mij nog een woord van lof te brengen aan de firma J.vanDruten te Utrecht, die gedurende 25 jaren ons tijdschrift heeft uitgegeven. Deze vol overtuiging uitgesproken rede, met aandacht en sympathie aangehoord door al de aanwezigen, die, na de toespraak tot den heer Boer, dezen eene kleine ovatie brachten, werd met een donderend applaus beloond. Een applaus, dat hulde brengend aan den feestredenaar, als 't ware de belofte inhield, om met taaie volharding voort te gaan ter bereiking van het doel der Vereeniging. De heer Boer verkrijgt het woord en zegt:

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1909 | | pagina 170