De heer Krijgsman blijft het een gedwongen uitlegging vin
den, maar in het belang der zaak zal hij zich bij die gedwongen
uitlegging neerleggen.
De Voorzitter is het met de beschouwingen van den heer
Boer geheel eens. De vergadering kan in een huishoudelijk
reglement bepalen, hoe men de statuten heeft op te vatten.
De algemeene beschouwingen worden nu gesloten, om over te
gaan tot de artikelsgewijze behandeling.
De artikelen 1 en 2 worden na eenige discussie tusschen de heeren
den Hartogh en de Haan over de woorden «verheffing van
het dienstvak», ongewijzigd aangenomen.
Art. j. De heer Zijlstra zegt, dat dit art. met het oog op
art. 3 der statuten zeer goed gemist kan worden,, want heeft het
Bestuur bij meerderheid, doch niet eenstemmig besloten iemand
als lid toe te laten, dan kan die meerderheid ook besluiten, niet
het oordeel der algemeene vergadering in te winnen.
De heer Krijgsman had zich art. 3 anders voorgesteld, n.l. zóó,
dat ieder, die de statuten onderschrijft, als lid wordt aangenomen.
Op die manier kunnen wel is waar ongewenschte elementen in de
Vereeniging worden opgenomen, waarom aan het Bestuur dan ook
het recht kan worden verleend tot schorsing behoudens beroep
op de vergadering.
De Voorzitter vindt, dat art. 3 gemist kan worden en licht
zijne meening toe.
Na eenige verdere discussie stelt nu de heer Zijlstra voor art. 3
te schrappen.
Dit voorstel wordt verworpen en art. j daarna ongewijzigd
aangenomen.
Art. 4. De heer Boer stelt voor, art. 4 te schrappen, waartoe
na eenige discussie met groote meerderheid wordt besloten.
Art. 5 en 6 aangenomen.
Art. p De heer Mulder vraagt, of het 2e lid geen aanleiding
kan geven tot moeielijkhedenhij denkt aan de mogelijkheid
van vergaderingen, waarop niet-leden worden toegelaten, als bijv.
indertijd de bekende vergadering der Notarieele Vereeniging te
Amsterdam. Daar hadden de landmeters toch stemrecht.
De Voorzitter merkt op, dat zoo'n bijeenkomst geen vergadering
meer is der Vereenigingde daar uit te brengen stemmen zijn van bi
zonderen aard en hebben geene betrekking op het vereenigingsleven
184