ï87
De heer van Riessen. Het Bestuur heeft bij het samenstellen
der concepten van het vorig jaar daar ook zoo over gedacht en
stelde daarom splitsing in gewone en buitengewone leden voor.
Na eene breedvoerige discussie, waaruit o.a. ook blijkt, dat men
de Indische leden meer als belangstellende, dan als medesprelcende
leden beschouwt, n.l. zoolang ze zoover af zijn (bij reeds eerder
gehouden schriftelijke stemming deden zij zonder protest, niet
mede), wordt art. 10 ongewijzigd aangenomen.
Art. 22. De Voorzitter bespreekt dit artikel in verband met
art. 13 der statuten.
De heer van Riessen zegt, dat de geheele beweging der
statutenwijziging op touw gezet is, om voorvallen als op de
algemeene vergadering te Maastricht te voorkomen; dat gebeurt
door het referendum.
De heer Krijgsman wil eerder uitbreiding dan beperking van
het referendum; hij acht het getal van twintig leden te gering,
en zou alle vergaderingsbesluiten aan een referendum willen
onderwerpen,
Het artikel wordt daarna breedvoerig en met overtuiging ver
dedigd door den heer de Korver.
De heer P. J. Hamelberg stelt nu voor, de art. 2224
samen te bespreken, waartoe wordt besloten.
De heer Zijlstra vindt in art. 22 een voldoende rem tegen
overijlde besluiten en tegen de macht van enkelen; hij stelt voor,
art. 23 en 24 niet aan te nemen, wanneer men niet alles bij
referendum wil vaststellen en algemeene vergaderingen onnoodig
wil maken.
Het voorstel Zijlstra wordt verworpen en de art. 22 en 23
aangenomen.
Alvorens tot'stemming over art. 24 over te gaan, worden daarop
amendementen voorgesteld; door den heer Alving, om in plaats
van 10 leden, V4 der leden te lezen en door den heer Hollestelle,
die vreezende voor verlamming der ambitie om ter vergadering
te komen, een grooter gewicht aan de ter vergadering uitgebrachte
stemmen wenscht toe te kennen. Deze amendementen worden
verworpen.
Ten slotte wordt een voorstel, het woord «tien» in «twintig» te
veranderen, aangenomen.
Art. 24, aldus gewijzigd, wordt aangenomen.