Eerst toen het denkbeeld opgevat werd, de graphische voor stelling te beschouwen, was men in staat, die moeilijkheden te overwinnen, en zelfs bij het samentreffen van een willekeurig aantal fouten de grenzen op te stellen. Maken wij gebruik van de graphische voorstelling der fouten- wetten, dan kunnen wij de waarschijnlijkheid van de fout xx door de kromme f (xx) (Fig. VIII) en die van x2 door de kromme n2 f2 (x2) (Fig. IX) voorstellen, waarbij telkens slechts dat deel der kromme mag genomen worden, dat tusschen de grenzen van iedere fout ligt. Ter verduidelijking zullen wij deze grenzen, behalve door letters, ook door een voorbeeld in getallen aanduiden, en daartoe stellen: F.gVm X, s, o, P, F'g IX X. -)- ax -f- 8, bx 4, als grenzen voor xx «2 3, ^2 6, x2. Kennen wij nu aan X vooreerst eene bepaalde waarde toe, bijv. X io, dan moet de waarde bepaald worden van de integraal: -^(IO) ff\ (*i) A (I0 *i) dx\- Daar evenwel beide factoren onder het integraalteeken functies zijn van éénzelfde veranderlijke, kunnen wij algemeener schrijven ^(IO) /i (x) A (io.— x) dx. Wij zullen thans eerst het verloop der beide functies onder het integraal teeken afzonderlijk nagaan, om vervolgens te onder- 197 U, Q, -tu-t) »a,pe) U,

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1909 | | pagina 199