f f Wij onderstellen thans twee gevallen: ie. De waarde der verkregen integraal o. Dit is het op blz. 13 besproken geval, waarbij de fouten symmetrisch zijn, d. w. z. dat de positieve fouten steeds tegen de negatieve fouten opwegen. Een constant gedeelte der fout komt hierby niet voor. 2e De verkregen integraalwaarde is niet gelijk nul. In dit geval zal de fout een co?istant gedeelte moeten bevatten, waarvan- het bedrag gelijk is aan de waarde der integraal I x f(x) dx. J b Deze eigenschap wordt als volgt aangetoond: Beschouwen wij de toevallige fout x afzonderlijk, en stelt de kromme u f{x) (Fig. VI) de bijbehoorende foutenwet voor, dan is f(x) dx de waarschijnlijkheid, dat de fout ligt tusschen en x dx. Zijn daarbij a en b de grenzen der fout, dan zal het algebraïsch gemiddelde van jv x f xdx b gelijk nul moeten zijn. x=o u=f(x) =f (y-p) y=-b+p y=+a+p Voor de volledige fout y evenwel wordt nu de foutenwet voor gesteld door de vergelijking u =f(y f), voor x =y ft, zoodat de waarschijnlijkheid, dat deze fout gelegen is tusschen y en y -f- dy wordt uitgedrukt door f [y ft) dy. Bovendien worden de grenzen der fout thans: in plaats van x ay ap. van x by b ft- 19 X= +a

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1909 | | pagina 19