199 Men kan als volgt op meer algemeene wijze aantoonen, dat door de omschreven constructie het spiegelbeeld van Fig. IX verkregen wordt. Zij n. 1. (p (x) de vergelijking van eene kromme, en veranderen wij x 'm x, dan zal, bij eene graphische voor stelling, de kromme lijn zoodanig komen te liggen, dat de punten, welke eerst in het positieve deel der assen lagen, in het negatieve deel zijn voorgesteld en omgekeerd; men heeft dan u cp x), dat is het spiegelbeeld der kromme, wier vergelijking was u <p (x). Vragen wij nu, wat er zal geschieden, indien bij eene constante waarde bijv. X wordt gevoegd, zoodat men krijgt u <p (Xx), dan is het duidelijk, dat de figuur over een afstand X wordt opgeschoven. Op deze wijze is dan ook in onze Fig. X het punt 02 in O gekomen. Gaan wij thans over tot het onderzoek naar de grenzen der integratie, dan moet voor iedere bepaalde waarde van X nagegaan worden, welke «speelruimte» aan de integratiever- anderlijke x gelaten kan worden, zonder dat één der factoren fx (x) en/2 {Xx) verdwijnt. Zoo zal in het door ons gekozen getallen voorbeeld dit slechts voor waarden van x, gelegen tusschen 7 en 8, het geval zijn. (Vergelijk Fig. XI, die door vereeniging van Fig. VIII en Fig. X is ontstaan.) U FrgXI. Immers, voor x 8 is de eerste factor f (x) nul, en voor .r <C 7 is dit met den tweeden factory^ (IO x) het geval. De waarde van F (X) voor X 10 wordt dus voorgesteld door de integraal: f\ {x).f2(io— x)dx, welke natuurlijk alleen dan nader berekend of benaderd kan worden, als de gedaanten der functies fx en f2 gegeven zijn. 16. -4 X =10. x 8 J x 1

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1909 | | pagina 201