F(x) I ±-.Xdx telkens (Fig. XII f): van x b\ tot x X-\- b2- Het verloop van F(X) voor dit interval is derhalve: F(X) f{x)./2 (X x) dx X~ai «2 B| F{X) (x) (X x) dx, J X<2, x+b ^(X) ./2(X J X—a2 rx+b2 F(X) /i ./2 (X— -r) Voorbeeld I. Ter toepassing zullen wij de fouten beschouwen, die gemaakt worden bij het berekenen van de som van twee logarithmen. Daar hier de fouten symmetrisch zijn, is ci\ «2 bx bi, waar door F (X) tusschen de grenzen X ax b2 en X b\ -j- <H vervalt, omdat die grenzen beide in het nulpunt der coördinaten vallen. Verder is: f (x) ==fz (X terwijl de grenzen der verschillende gevallen voor X worden: X -+- 2 a X O X 2 a Binnen de twee eerste waarden van X is dus: (X) dx v 2 a 2 a 4 a11 4 a2 Deze functie geeft de foutenwet aan voor positieve waarden van X, d. i. vanaf X o tot X= 2 a. Voor negatieve waarden van X, dus vanaf X o tot X 2a, is: X o /»X 4- a X a. v 2 a 2 a 4 cl1 J 4 al X b^ <7 2 202 X b^ -f- «2 X -\- b 2 X= b1 b2 Jbl Vat men nu de gevonden uitdrukkingen voor F (Vsamen, dan heeft men: x= -\-b2 -J b, X= 2 a ré a 7-wx 1 1 7 l x 2 a x X=o Xa Xa X 2 cl d a a

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1909 | | pagina 204